>> HOMEpage
Kollum - Leeuwarden Johannes Saeckma werd in 1572 te Kollum geboren als zoon van een notaris. De familie bezat een landgoed Saeckma te Akkerwoude. Vader Suffridus (= Sjoerd) Saeckma, Rooms-katholiek en Spaansgezind, stierf 1581 in ballingschap te Oldenzaal. Moeder Saeckje Saeckma-van Rinia stuurde haar zoon naar de Latijnse school, het gymnasium, te Leeuwarden. Gedurende zijn schooljaren heeft Johannes Saeckma in Leeuwarden vermoedelijk bij oom Feycke Tetmans gewoond. Franeker Op 8 augustus 1588 - de geluksdatum 8.8.88 - liet Saeckma zich als student in de rechten inschrijven aan de universiteit van Franeker. Uit adresseringen van aan hem gerichte brieven weten we dat hij in Franeker een kamer had in het huis van Douwe Hoites (Stickenbuier) bij de "Butterbrug". De bouw (1591-1594) van het nieuwe stadhuis om de hoek heeft hij van dichtbij meegemaakt. Heidelberg - Bazel - Genève In 1594 en 1595 maakte Johannes Saeckma een peregrinatio academica (buitenlandse studiereis) naar de universiteiten van Heidelberg, Bazel - daar promoveerde hij op 29 maart 1595 cum laude tot doctor in de rechten - en Genève. Leeuwarden: Minnema-huis Na zijn terugkeer in Friesland liet hij zich op 5 november 1595 bij het Hof van Friesland te Leeuwarden inschrijven als advocaat. Hij woonde toen in het Minnema-huis bij de Franciscuspijp. Het oude Minnema-huis werd in 1830 een logement, de Nieuwe Doelen: dit befaamde hotel is in 1960 helaas afgebroken. Ook toen Saeckma er enige tijd (ongeveer twee jaar lang) woonde, had het (gedeeltelijk) al de functie van een pension. Welgestelde vrijgezellen konden er een kamer huren. Vgl. W. Dolk, Leeuwarden in oude ansichten, Zaltbommel 1986, blz. 56: de Nieuwe Doelen, de eerste gelegenheid ter plaatse [...]. Vele hogere ambtenaren logeerden er de eerste maanden na hun benoeming. Op de hoek Minnemastraat-Voorstreek staat tegenwoordig een appartementengebouw in rode steen. Een door neef Georgius Wiarda uit Genève aan Saeckma gerichte brief van 12 december 1596 geeft als adres: ten huise van Feicke Tetmans. Laatstgenoemde was in april tot een van de vier raden benoemd van de op 6 maart opgerichte admiraliteit van Friesland. De Friese admiraliteit werd op 15 augustus 1597 tot Generaliteitscollege verheven en van toen af te Dokkum gevestigd. Dokkum Saeckma werd in 1597 secretaris van de admiraliteit als opvolger van Albert Evertsz Boner,
die ontvanger en commies-generaal van de konvooien en licenten bleef. Mogelijk heeft
Saeckma in Dokkum in het huis van neef Suffridus Hanja gewoond, die daar van 1591 tot
1597, het jaar van zijn benoeming tot raadsheer in het Hof van Friesland, stadssecretaris was
geweest. Waarschijnlijker is dat hij evenals de raden logeerde in het Admiraliteitshuis zelf.
Ook op ·Jaersma-state· in Holwerd bij oom Ritske van Rinia, bij wie zijn moeder als weduwe in huis
was opgenomen, of te Akkerwoude op het Saeckma-landgoed kon hij terecht. Leeuwarden: Huizumer Zuupmarkt Op 22 maart
1600 werd Saeckma tot procureur-generaal van het Hof van Friesland benoemd. Vermoedelijk
vond hij toen onderdak bij Albert Evertsz Boner die hij van de Admiraliteit in Dokkum kende.
Boner, die van 1583 tot 1588 burgemeester van Leeuwarden was geweest en van 1586 tot 1594
Gedeputeerde, had met zijn echtgenote Jaycke Dirks op 1 december 1594 van Mr. Focke
Rommarts uit Dronrijp het door hen gehuurde dubbele huis gekocht ten Noorden van
"Hanenburg", in het midden van de Huizumer Zuupmarkt.
Verderop meer over dit latere Saeckmahuis. Den Haag Als buitengewoon afgevaardigde ter Staten-Generaal was Saeckma verschillende keren in Den Haag: 1608-1609, 1622 en 1628-1629. - In 1635 heeft hij volgens Aitzema (Saken van staet en oorlogh, II. 's-Gravenhage 1669, blz. 192, kol. 2) bedankt voor afvaardiging. - De reis ging met beurtschepen via Sneek, het Heeger meer, de Fluessen, Stavoren, Enkhuizen, Amsterdam, het Haarlemmer meer en Leiden. Mogelijk logeerde hij bij zijn verwant Nicolaes Cromhout (vgl. mijn Johannes Saeckma en Hugo de Groot, Leeuwarden 1989). Emden In 1611 hield Saeckma zich in Emden op. Met drie afgevaardigden van de Staten Generaal - onder wie Bartholt Cromhout, oud-burgemeester van Amsterdam, halfbroer van Saeckma's verwant Nicolaas Cromhout, met dr. Petrus Runia, raadsheer in het Hof van Friesland, en Hugo de Groot, voor Graaf en Ridderschap, en met dr. Gellius Hillema, raadsheer in het Hof van Friesland, evenals hijzelf voor de derde of huismansstand - was Saeckma daar begin september via Groningen en Delfzijl heen gereisd. (Vgl. ook het adres van de brief van Thomas Herbaius aan Saeckma d.d. 3-9-1611, afschrift Gabbema in PB Cod. FG f. 3r, no. II. In deze brief laat Herbaius zich met een groet bij Hugo de Groot aanbevelen.) De zeven "goede mannen" moesten de geschillen bijleggen tussen graaf Enno van Oost-Friesland en de Stenden, in het bijzonder de stad Emden. Zij deden 28 september 1611 aldaar uitspraak. Omdat de syndicus van de stad, Johannes Althusius (1557-1638), Saeckma in Emden niet lastig wilde vallen, schreef hij op 8 december 1611 naar Leeuwarden, waarheen Saeckma begin oktober was teruggekeerd (vgl. adres brief d.d. 7-10-1611 van Sixtus van Amama, syndicus (= secretaris) van (de huismansstand van) Oost-Friesland, aan Gellius Hillama en Johannes Saeckma, Codex Saeckma nr. 129). De Friese 11 steden Op bezoek bij de konvooimeester, d.i. ontvanger in- en uitvoerrechten van de Friese admiraliteit, Willem van Heteren in Dokkum was Saeckma rond 5 maart 1614 (volgens adres brief 30 in Codex Saeckma). · Deze was op 12 maart 1606 getrouwd met Saeckma's zus Romck(ien) en na haar overlijden (1611 volgens Codex Saeckma nr. 129) hertrouwd met Bauck van Arum: mogelijk was dit tweede huwelijk, dat bij het gerecht Dokkum geregistreerd staat in maart 1614, de aanleiding voor het bezoek. · In Sneek kwam hij meer dan eens, op doorreis naar Den Haag of om bijvoorbeeld oom Elardus Reinalda te bezoeken. In Saeckma's tijd werden de nieuwe bestuurders van de Friese elf steden jaarlijks beëdigd door een raadsheer van het Hof van Friesland. In het begin van het jaar trok een raadsheer naar de acht steden Sneek, IJlst, Sloten, Stavoren, Hindeloopen, Workum, Bolsward en Harlingen en een andere nam de eden af in Dokkum, Leeuwarden en Franeker (zie voor 1621 Archief van de Friese stadhouders, RA inv.nr. 266, 49). De jaarlijkse toerbeurt van de raadsheren/commissarissen in deze ging in principe volgens anciënniteit. Saeckma was als zodanig in 1618 en 1631 in Sneek (PB: Hs 1479, fol. 57 recto resp. 63 verso). In zekere zin heeft Saeckma dus een of meerdere malen een elfstedentocht gemaakt! ·Naar Franeker reisde Saeckma, zeker als curator van de hogeschool (1625-1636), geregeld.
In de aan hem gerichte correspondentie is er bijvoorbeeld sprake van in 1617, toen hij in
de universiteitsstad was "op de reeckeninge van jonge Keimpe Donia", d.w.z. om een testament
op te maken, en in 1626 om de eenheid onder de professoren te herstellen; Codex Saeckma nr.
176 (brief van M. Lycklama) resp. brievencollectie Gabbema (brief van Sixtinus Amama). >> begin Saeckma-huis Op 4 april 1603 werd Saeckma raadsheer in het Hof van Friesland. Na drie aankondigingen in juli 1603 trouwden Johannes Suffridi Saeckma en Hylck Alberts Boner op 28 augustus van dat jaar te Leeuwarden. Hylcks ouders bezaten sedert 1594 een dubbele woning aan de Huizumer Zuupmarkt,
tegenwoordig Berlikumermarkt. Albert Everts Boner en zijn vrouw Jaycke Dircxdr. woonden
daar al eerder voordat zij die twee panden en het achterhuis aan de Ossekop in 1594 kochten
van Mr. Focke Rommarts. De twee woningen ten Noorden en de twee ten Zuiden hadden ook
enige tijd één eigenaar: Bartelt van Gotha, 1583, resp. Hendrick Gerryts (Hanenburg), 1607. Mogelijk zijn Johannes Saeckma en zijn vrouw na hun huwelijk gaan wonen in het zuidelijkste,
het kleinste deel van de dubbele Bonerwoning, als huurders van zijn schoonouders resp. haar
ouders. Albert Everts Boner overleed op 3 maart 1611, zijn vrouw in 1615. In
de periode 1630-1635 adresseerde Daniël van Dam brieven aan Saeckma "residerende in sijn
E. huisinge scheven over de Peperstraet tot Leuwerden" resp. "dichte bij de Oosterstraet";
Rijksarchief in Friesland, coll. van Breughel 16H. Hendriks zoon Johannes Saeckma van Wyckel (1688-1775), secretaris van GS vanaf 1706, was de
laatste "Saeckma" die het ·dubbele pand· aan de Berlikumermarkt en
het achterhuis aan de Ossekop bezat en bewoonde. Volgens de boedelinventaris van 19-2-1776
werd de "huysinge en stallinge, bij de erfgenaamen van wijlen den heere J.S. van Wyckel wordende
gebruykt" op f. 3590-:-: "getauxeert"; het totaal van de bezittingen op ruim 335.000. Het
achterhuis was blijkbaar verbouwd tot stalling voor koetsen en paarden. Bij de boedelscheiding
werd dit onroerend goed overgedragen aan Assuerus Regnerus van Wyckel, secretaris
van Leeuwarderadeel, in 1740 geboren uit het derde huwelijk van Johannes Saeckma van Wyckel. >> begin |