>> HOMEpage

Uithangtekens en huisnamen in Roermond

Bron: J. Huijsmans, Oud-Roermond - Uithangborden en huisnamen. Overdruk uit "De Nieuwe Koerier", 1931.
Internetuitgave: M.H.H. Engels, oktober 2021


   Het is de moeite waard, de locale historie van Roermond ook in kleinigheden na te gaan. We schreven reeds over de Roermondsche putten en verhaalden een en ander over St. Christoffel, den stadspatroon en andere heiligendevoties. Doch andere details zooals uithangteekens en huismerken, straatbeelden en gevelsteenen, wijk- en straatnamen, penningen en zegels, wapens en grafschriften laten ons bij belichting weer andere facetten zien van wat we toch met eenig recht Oud-Roermond in beeld mogen noemen.
   Het mag als bekend worden verondersteld, dat vroeger de meesters van een of ander ambacht of handwerk zich gaarne bij elkaar in de straten der stad vestigden. In sommige steden o.a. te Luik valt het nog op. Die straten kregen dan naar het bedrijf haar naam. We kennen hier nog de Schoenmakersstraat, de Looiersstraat en Pelserstraat. Daar konden de koopers van schoenen en huiden terecht. Vroeger werd de straat waar nu 't Zwartbroekplein ligt, de Wenmakerstraat genoemd. Daar woonden de wanmakers en de korvers of mandenmakers. Wat thans de Bakkerstraat heet — eigenlijk als een verbastering van Beggardenstraat naar het daar vroeger liggende klooster — werd vroeger de Vullerstraat genoemd naar de Vullers of Volders, die het gewant of laken moesten bereiden.
   Wijken en nummers waren toen onbekend. Om de aandacht der koopers te trekken, hingen de neringdoenden uithangborden uit en gaven aan het huis een min of meer passenden naam. Men duidde dan het huis eenvoudig aan door het huismerk of uithangteeken. Ook in acten en overdrachtsstukken werd het huis zoo aangegeven. Zoo lezen we in de overdrachtsprotocollen van 1661 over "een huis gelegen in de Brugstraet daer de Sterre tegenwoordigh is vuijthangende".
   Voor de ongeletterde burgers en buitenlui was het gekleurde of vergulde uithangbord, dat het bedrijf voorstelde of het ambacht symboliseerde, voldoende om wegwijs te worden.
   In Roermond waren er uithangteekens en huismerken in groote verscheidenheid. Vooral door de naarstige zorgen van wijlen den stadsarchivaris J. B. Sivré zijn ons ongeveer tweehonderd namen van uithangborden, huismerken, gevelsteenen en wijk- en streeknamen bekend geworden.
   Er zijn spreekwoorden, die ons aan den tijd der uithangborden herinneren. Zoo wordt gezegd van koopwaar, die niet behoeft te worden aangeprezen: "Goede wijn behoeft geen krans." Het doet denken aan den tijd, dat de wijntappers verplicht waren een krans uit te hangen, om daardoor het euvel van heimelijke tapperijen tegen te gaan. Zelfs bij de Romeinen reeds wees de groene krans de plaats aan, waar de reizigers en voorbijgangers een verkwikking konden bekomen. Vroeger werden gezellige bijeenkomsten van burgers ook wel kransjes genoemd. Waar die bijeenkomsten werden gehouden hing men eene krans uit. Omdat daartoe dikwijls de wijnhuizen werden gekozen, werd vanzelf de krans het attribuut der wijnhuizen.
   Ook de andere uithangteekens zijn waarschijnlijk van Romeinschen oorsprong. Behalve de wijnhuizen werden ook de herbergen door een teeken aangeduid.
   In later tijden heeft ook de wapenkunde of heraldiek invloed gehad op vorm en kleur der uithangborden.

HERALDIEK IN DE UITHANGTEEKENS.

   Om zich in den strijd en op het tournooiveld kenbaar te maken, voerden de edelen en ridders op schild en helm een blazoen of teeken. Onder dit teeken werden zij beroemd in den strijd en behaalden zij lauweren op de tournooivelden. Het blazoen en de wapenroep, waarmee de ridders ten strijde trokken, werden erfelijk in de geslachten.
   De adel voerde zijn blazoen niet slechts op schild en helm, maar het werd gebeiteld boven de poort der kasteelen, en vlaggen en banieren werden ermede getooid en beschilderd.
   Toen in de 1de eeuw de poorterijen opkwamen en de steden zich gingen vormen en ontwikkelen, volgden de poorters in veel zaken den adel na. Zooals de edelman bij een verblijf binnen de veste zijn wapen boven de herbergpoort liet prijken, zoo duurde het ook niet lang of de rijke poorters hingen hun schild uit, waarop de huisnaam of de voorstelling van hun bedrijf was geschilderd. De koopman koos tot zinnebeeld een der producten van zijn handel en de ambachtsman een der gereedschappen van zijn handwerk. Velen kozen zich echter een symbool naar luim of vernuft of gebruikten als uithangbord het beeld van den heiligen schutspatroon onder wiens hoede zij hun ambacht hadden gesteld.
   Anderen weer kopieerden dier- en wapenstukken, die de schilden en vanen der edelen sierden. En zoo pronkte de herbergier evengoed met een leeuw als de landheer met de zijne.
   Zoo ontstonden vooral in de uithangteekens de heraldieke vormen. Kruis en ster, helm en kroon, vaan en schild, leeuw en adelaar, lelie en roos, klaverblad en eikeloof, het zijn alle figuren, die bij de uithangteekens meermalen voorkomen.
   Ook in Roermond waren er huizen onder zulke teekens bekend. Aan het Zwartbroek vonden we in 1730 het huis "De Adelaar" en ter onderscheiding in het Visscherstraatje (thans St. Nicolaasstraatje) een Zwarten Adelaar, zooals in 1680 en 1684 vermeld staat.
   Bovendien was er in de Brugstraat in 1694 nog een huis, dat "De gouden Adelaar" heette.
   Maar onder de Roermondsche uithangteekens waren vooral de leeuwen goed vertegenwoordigd. In 1602 was "De Gouden Leeuw" een aanzienlijke herberg op den hoek van Swalmerstraat en Lombardstraat (thans Jezuietenstraat). Op 17 Juli 1593 stapte daar af — na zijn plechtigen intocht als stadhouder binnen Roermond — graaf Herman van den Berghe en werd er als welkom vereerd met 42 kwart wijn, aangeboden door den Magistraat van Roermond. Uit onzen tijd kennen we nog het vroegere hotel "du Lion d'Or", waar thans bet Landbouwhuis is gevestigd, en het attribuut — een vergulde zittende leeuw als schildhouder — nog boven den hoofdingang prijkt. Een café op de Kapellerlaan droeg vroeger ook "De Gouden Leeuw" als uithangteeken. Doch behalve gouden bezat Roermond ook gekleurde leeuwen onder de uithangteekens. Het huis op den hoek van Swalmerstraat en Hooge Hegstraat (thans Bethlehemstraat) heette in 1579 de Witte Leeuw. Verder was er in 1589 aan het Zwartbroek een huis dat "de Roode Leeuw" genoemd werd en bij de Kraanpoort vonden we in 1609 nog "De Blauwe Leeuw". Vooral in het voormalige graafschap Holland hing aan tal van herbergen "De Roode Leeuw" uit. Ontleend aan het Hollandsche wapen kon dit aanleiding zijn voor de reizende Hollandsche kooplieden eerder hun intrek te nemen in een herberg waar dit wapenteeken aan den gevel hing. Om dezelfde redenen zullen wellicht Geldersche en Brabantsche kooplieden gezocht hebben naar een herberg met "den Gouden Leeuw", die ook wel Generaliteitsleeuw werd genoemd. Het kruis kwam zeer algemeen voor op de wapenschilden en was ook als uithangteeken zeer gewoon, waarvoor verschillende redenen kunnen worden aangegeven. Waar twee landwegen zich kruisten, ...... men in deze streken die kruising dikwijls aangegeven door een kruisbeeld. Ook als grensteeken zagen we het kruisbeeld. Zoo zien we wandelend vanaf het viaduct achter de Kapel, gaande door het Maasnielsche Gebroek naar de Broekhin, dezen weg door vijf kruisbeelden als het ware afgepaald. Vermoedelijk was de weg een deel van een vroegeren Romeinschen heerweg. In later jaren was het de grensscheiding tusschen Roermond en de vroegere Heerlijkheid Daelenbroek. Bij de Kapel in 't Zand lag ook een wegkruising en nog vinden wij daar het café en logement "Het Gouden Kruis". Op de Swalmerstraat werd in 1580 ook een huis "Het Gouden Kruis" genoemd. Verder vonden we in 1567 op het Bergske het "St. Andrieskruys" en eveneens op het Bergske in 1722 en 1734 "het Wit Kruis", later het huis Puts genoemd. In een andere beteekenis hooren wij hier dikwijls "het kruys" noemen als de naam van een griend of uiterwaard voor de stad gelegen. Er werd dikwijls wapenschauw gehouden. Uit den Franschen tijd lezen we, dat 4 October 1794, de eerste Fransche huzaren 300 man sterk, waren gekomen en zich legerden op het kruis. Roode kruisen waren onder de uithangteekens het talrijkst en gewoonlijk ontleend aan het wapen- en schildteeken der kruisvaarders en tempeliers. Het roode kruis prijkte tevens op het schild van St. Joris, den patroon der schutters. Voor een waard, die graag schutters te gast had, een geschikt uithangteeken. Toch komt het onder de Roermondsche uithangteekens en huismerken niet voor. De Ster is te Roermond meer bekend als de "naam van een wijk in de Voorstad St. Jacob; waarschijnlijk afkomstig van een huis ter plaatse. In 1592 hing "de Ster" uit achter de Luif aan den hoek van de Koolstraat, later het huis van Arnold Cremers.
   Met "de Ster" zien we ook zon en maan op de uithangborden. Tegenover de Karthuizers op de Swalmerstraat vonden we in 1588 het huis "De Zon".
   En het huis in de Neerstraat, thans bewoond door de Gebrs. Francken was in 1701 bekend onder den naam van "De Halve Maan". Op den Steenweg vonden we in 1556 en 1560 een huis, waar "De Maan" uithing.
   De Ster, die ook in het Maastrichtsche wapen voorkomt, is van oudsher bekend geweest als wegwijzer voor reizigers, schippers en zeevarenden. Daarom is het mogelijk dat de ster als uithangteeken bij voorkeur werd gekozen voor de herbergen, om de aandacht der reizigers te trekken. "De Rijzende Zon" was vooral een dankbaar object om te worden verguld, en daarom ook als uithangteeken veel in trek.
   De grondvormen van het uithangbord toonden overeenkomst met de vaan en het schild. De gevelsteenen waren eerst in eenvoudigen rechthoekigen vorm: later ziet men ze ook als rijk bewerkte cartouches. Soms zien we uithangborden in vlagvorm, als ruitschild of ovaalschild en ook zonder opschrift.
   Het "schiltgen" was te Roermond — en dan in andere beteekenis — een gedeelte stadsgrond buiten de Muurkenspoort. Het wordt om zijn driehoekigen vorm in 1566 zoo genoemd.
   In 1581 stond op "het schiltgen" de Voogdswindmolen, die we op oude gravuren nog kunnen terugvinden.
   Daar lag ook het Jonkerenkerkhof, zooals dat in 1566 genoemd werd. Behalve onmiddellijk buiten de stadsmuren begroef men de dooden op verschillende plaatsen binnen de stad. Zoo kende men vroeger het hooge kerkhof, "om de Hoochkerk", het Munsterkerkhof, een kerkhof bij de Kruisheeren en nog kerkhoven op vier of vijf andere plaatsen.
   Omstreeks 1781 was er ook een kerkhof, waar thans ongeveer het stationsplein is gelegen en in denzelfden tijd wordt nog het Pandoerenkerkhof genoemd.
   Kronen waren er onder de uithangteekens meer dan genoeg. In 1646 vonden we onder aan de Markt "de drie Keizerskronen" en in 1734 op de Varkensmarkt "de drie Kronen", ter onderscheiding zien we de laatste in 1702 en 1713 als "de bovenste drie Kronen" genoemd. Ook in de Neerstraat was er in 1688 een huis, dat "de drie Kronen" heette. Waar thans de Gebrs. Thissen hun atelier hebben, lag vroeger de brouwerij "de Kroon" in 1560 zoo genoemd.
   Herbergen en brouwerijen sierden zich gaarne met de kroon. De keizerskronen onder de huismerken dateeren wel uit den tijd van Karel V.
   Een enkele maal lezen we van een herberg, die "de Landscroon" heette. In de Groote Staat te Maastricht staat nog een huis "De Landscroon". Op het uithangteeken waren als symbool van de tweeheerigheid van Maastricht twee scepters door de kroon gestoken. Ook vinden we meermalen gekroonde voorwerpen op de uithangborden; bij snuifwinkels b.v. hing een gekroonde rasp uit. Op het stadhuis wordt een gevelsteen bewaard, die "de gekroonde Valk" voorstelt.

PLANT- EN DIERNAMEN IN DE HUISTEEKENS. — HET AMBACHT OP DE UITHANGBORDEN.

   In 1587 lezen we van een huis aan de Opperpoort, dat "de Helm" heette en in 1651 werd een huis in de Brugstraat ook zoo genoemd. Waarschijnlijk hetzelfde pand, dat in 1721 bewoond werd door Maximiliaan van Ophoven gezworen drukker van het Hof van Gelre en het Bisdom, en waar toen uithing "de gekroonde Helm." In dat huis woonde ook Joannes Gerardus van Ophoven, die zijn vader als drukker was opgevolgd. Van een anderen drukker Caspar du Prée teven we. dat hij vanaf 9 October 1645 zijn woning had op de Merckt, neffens de groote kercke in de "Nieuwe Druckerije."
   De helm was als uithangteeken ouder dan de kroon, omdat hij als schildbedekking de kroon was voorafgegaan. Oorspronkelijk duidde een uithangbord met een helm een herberg aan voor edelen en later is er altijd het begrip van een deftige herberg aan verbonden gebleven.
   Heraldieke rozen en lelies zijn als uithangteeken en op gevelsteenen niet zeldzaam. In 1592 stond nabij het Munsterkerkhof een huis "de Lelie". Naar dit huis kreeg de Lelieput en de Leliestraat haar naam. De "Roos" hing uit in de Neerstraat bij het huis, dat in 1552 "Den Zoeten Naam Jezus" werd genoemd.
   Het bevreemdt wel, dat in Roermond onder de uithangteekens de mispelbloem wordt gemist, die ook wel de Geldersche bloem wordt genoemd naar het oude wapen van Gelre, en ook in de wapens van Lochem en Doetinchem voorkomt. De in Holland veel voorkomende naam Gelderblom is wellicht hieruit ontstaan.
   De lelie is wel ontleend aan het Roermondsche wapen. Hetzij de lelie voorkwam als witte, blauwe, gulden of gekroonde lelie, steeds was het de heraldieke lelie. Waar een enkele maal "de drie Leliën" uithingen, was het wel een herinnering aan het wapen van Frankrijk. Ook hadden sommige boekverkoopers als uithangteeken soms in hun boeken als boekmerk afgedrukt den bekenden Bijbeltekst: "Gelijk de lelie onder de doornen."
   Het klaverblad was geluk-aanbrengend en daarom als uithangteeken populair. Hier vonden we het niet, wel andere planten en boomen. Zoo zagen we in 1115 "de Oranjeboom" genoemd aan den eersten watermolen buiten de "Brugpoort". Op den Steenweg lag in 1586 en 1599 tegenover "den kerktoren" een huis dat "den Gouden Appel" heette.
   Een huis, dat denzelfden naam draagt vinden we thans nog op de Markt N.W.zijde. Op den hoek der Bakkerstraat tegenover het Minderbroedersklooster lag in 1665 het huis "De Gouden Boompjes". Waar thans de Begijnhofstraat ligt en vroeger "de Nijenhoff" was gelegen vonden we in 1551 een huis dat "de Wijngaardsrank" heette. Hoewel er aanleiding is om te denken aan een herberg, kwam het toch meermalen voor, dat de wijnstok — als symbool van Christus — in de gevelsteenen der kerken werd uitgehouwen. En daar hier de begijnhofkapel was gelegen, kan deze wel tot de naamsvorming hebben bijgedragen.
   Buiten de Brugpoort aan de Maas gelegen, vonden we in 1735 "de Meijbloem"; "de Krans". — zooals we reeds zagen — het gewone uithangteeken voor een herberg, hing in 1624 uit "achter de muyr".
   Vermoedelijk als woning van een landman of hovenier vinden we in 1626 een huis op de Markt dat "de Pereboom" heette. Tegenover de Karthuizers lag in 1602 een huis genaamd "De Pijnappel".
   Behalve het plantenrijk was ook het dierenrijk goed vertegenwoordigd onder de uithangteekens. Bij de heraldieke teekens noemden wij reeds den leeuw.
   Waarschijnlijk als huisnaam van een voerman, huurvaarder of als herberg vonden we in 1735 buiten de Brugpoort aan de Maas "den Peertscop". Ook bij zadelmakers en bij hoefsmeden hing een paardenkop uit. "Het wit Paard" vonden we in 1605 op de Swalmerstraat en in 1754 onder aan de Markt. Thans is er de bakkerij van den heer Loven gevestigd. In zijn deftigen hardsteenen gevel prijkt nog als gevelsteen "Het Wit Paard". Op den hoek van den Steenweg bij de St. Joriskapel lag in 1653 een huis "Het Zwarte Paard". De St. Joriskapel bestond toen niet meer, maar de naam leefde nog voort.
   St. Joris herinnert ons ook aan den draak, die reeds bij de Germanen als veldteeken gold. Te Maastricht vond men vroeger op een gevelsteen twee drakenkoppen naar elkaar gekeerd met het onderschrift: "In het Drakenveld, 1769". Hier kende men in 1580 op den hoek van Bergstraat en Neerstraat, tegenover de Brugstraat, een huis, dat "Draeckenfelt" heette.
   Een os was in den regel het uithangteeken der beenhouwers. In 1611 lag in de Minderbroedersstraat het huis "De Os," en in de Schoenmakerstraat zagen we in 1601 "De Bonte Os". Ook de leerlooiers voerden soms een ossekop voor het huis. Hier vonden we in 1669 tegenover de Coolpoort (Brugpoort) "het Ossenhoofd." De leerlooiers moesten hun kuipen buiten de stad hebben. Zij waren voornamelijk in Buitenop gevestigd, zooals de Looierstraat nog aangeeft. 't Is dus niet onmogelijk, dat hier een looier woonde.
   Olifanten hingen uit bij koekbakkers en tabakswinkels, waarschijnlijk als een herinnering aan: het land waar de peper groeit, waarmede de peperkoek werd gekruid. Ook vond men als olifantsdrijver soms een rookenden moriaan afgebeeld, vandaarde toepassing op "toebackswinkels". "De Olifant" hing uit in de Neerstraat en ook lezen we van "de Moriaan", welk huis in 1600 op den hoek van Markt en Varkensmarkt was gelegen, thans bewoond door de firma Gez. Adams.
   Nog een herinnering aan het land van "Oost Injen" vinden we in het huis "De Wildeman", in 1582 op de Swalmerstraat gelegen. En tegenover de Carthuseren op de Swalmerstraat vonden we in 1611 een huis dat "de Baardman" heette.
   De wildemannen vond men soms als Hercules, getooid in een leeuwenhuid, ook als de heraldische wildeman met het eikenloof om de heupen. Bekend zijn de wildemannen in het wapen van Denemarken.
   Op gevelsteenen ziet men dikwijls de Wijzen uit het Oosten afgebeeld. Hier lag in 1700 in de Schoenmakersstraat het huis "de Drijkoningen". 't Is niet onmogelijk, dat het een zinspeling is op den naam van den huiseigenaar; de naam Drijkoningen kwam in Roermond nogal voor. De drie koningen pasten als reizigers goed bij een logement of herberg. Gewoonlijk zien we ze als koningen voorgesteld, Casper met het goudoffer, Balthazar met de myrrhe en Melchior als moor met den wierook. Te Maastricht prijkten zij voor de leuve of het gildehuis van het bakkersgilde; waarschijnlijk met een zinspeling op den Driekoningenkoek.
   Aan vrachtkarren, reizigers en passanten herinnert ons "de Bossche Kar", in 1734 de naam van een huis onder aan de Markt. Er was in vroeger tijden veel verkeer met de omliggende plaatsen. Zoo bestond er reeds in 1610 een tarief van de bodeloonen op andere steden. Naar België waren de bodediensten o.a. naar Brussel, Antwerpen, Mechelen en Maeseijck. Ook wordt het tarief vermeld van de bodeloopers naar Erkelenz, Wassenberg, Waldfeucht, Heinsberg, Straelen, Wachtendonk, Aken, Gulik, Gelre en Neuss. Drukker was nog het verkeer met Maastricht, Sittard en Venlo. Verder worden nog genoemd de plaatsen Keulen. Nijmegen, 's Bosch, Luik, Grave en dichterbij Susteren, Weert, Elmpt, Montfort en Dalenbroek.

INVLOED VAN HANDEL EN VERKEER OP DE HUISNAMEN. — HERBERGNAMEN.

   Op 29 Augustus 1852 vermelden de Donderdagsche Protocollen, dat de Venlosche karren des Zaterdags niet vóór elf uren mochten vertrekken. Ook het marktschip mocht niet vóór dien tijd afvaren. Vanaf dien tijd — na den Munsterschen vrede — dagteekent ook de meerdere scheepvaart op de Maas en de opkomst van het huurvaardersampt, waarvan de gezellen hun bestaan vonden door de schepen op en af de Maas te brengen. De zeilvaart was op de Maas — als bovenrivier moeilijk bevaarbaar — van geen groote beteekenis. De schepen die hier voornamelijk in de vaart waren, moesten door paarden langs de lijnpaden worden getrokken. Men kende toen coppelyen, hoogmasten, hoogaarsen, paetschenen, vonten en hulken. Een huis aan de Opperpoort heette in 1612 "De Hulk". Het was de naam van een klein scheepje, iets grooter dan thans een roeiboot.
   Vooral de buurt aan de Werf, de ligplaats der schepen, kreeg veel vertier. Achter de Luif lag in 1694 het huis "De Brabantsche Kar" en in 1700 en 1760 vonden we in de Brugstraat een huis dat "De Kar" heette.
   De vrachtkarren reden zooals nu nog in een bepaalde beurt en vanaf een vaste herberg. Men noemde de herberg dan al spoedig naar de plaats, waar de voerman afreed. Zoo vonden we in 1772 achter Kloosterwand het huis "de Stad Antwerpen". Op de Swalmerstraat aan den kant der Stadsweide bij de St Janstraat lag in 1768 "de Stad Brussel", in 1719 in de Minderbroederstraat "de stad Erkelenz" en in de Steeg in 1709 "de stad Venlo".
   Aan de schippers herinnert een huis in de Koolstraat, dat in 1697 "het Anker" heette, waarschijnlijk een schippersherberg. Bij de firma Hilgers, Marktstraat, hangt nog "het Gouden Anker" uit. Eveneens in de Koolstraat lag in 1624 "het Marktschip", wellicht de verzamelplaats der schippersgezellen, die op de Roerbrug voor de verschillende beurten werden aangewezen, en voor de kooldragers, die op de Werf hun gaffel of gildehuis hadden in 1636 lag aan de Kraanpoort het huis "de Waag", vermoedelijk de stadswaag, waar de geloste lading moest worden gewogen. Volgens een verordening van 1574 werden door den magistraat met toelating van den Scholtis kool- en waagmeesters aangesteld en de waag zelf door de stad in gebruik genomen, onder verplichting deze te onderhouden en te bewaren. Ook het loon der kooldragers, die zich eveneens moesten belasten met het vervoer van kalk, koren en andere koopwaren, werd in hetzelfde jaar voor de verschillende wijken der stad door de stadsregeering in overleg met het kremerampt en het kooldragersgilde opnieuw vastgesteld. Daarbij werd opgemerkt dat deze loonsverhooging toegestaan werd om de toen heerschende duurte, met het voorbehoud echter, dat — wanneer de tijden beter werden — het stadsbestuur vrijheid behield om de loonen wederom te veranderen.
   De meesters der ampten maakten zich kenbaar door een uithangbord, waarop gewoonlijk een stuk gereedschap of een attribuut van het ambacht was geschilderd. Het zal wel een schrijnwerker zijn geweest, waar in 1554 op de Swalmerstraat "de Schaaf" uithing. Bij smeden en slotemakers hing soms een sleutel uit. Zoo vonden we in 1637 in de Brugstraat het huis "de gouden Sleutel" en in 1654 hing in de Neerstraat "de Sleutel" uit. Een huis op den hoek van H. Geeststraat en Lindanusstraat heet thans nog "De Gouden Sleutel".
   Op de Markt waar in 1741 "de Gouden Schaar" uithing, zal waarschijnlijk een snijder hebben gewoond. De uitdrukking: "daar hangt de gouden schaar uit" deed wel eens vreezen, dat men in zoo'n winkel veel zou moeten betalen.
   Die gedachte is zeker niet opgekomen bij den berooiden reiziger, die buiten de Brugpoort de herberg "de laatste Stuiver" naderde, die men daar in 1686 vond. Bij dergelijke titels zooals ook de Reizende Man en den Beyart, denkt men vanzelf aan die geringe slaaphuizen of smalherbergen, welke men vroeger voor arme passanten en bedelaars hield.
   Een typische huisnaam droeg in 1723 een huis op den Schuitenberg, dat "Verloren Arbeid" heette. Het werd op de uithangborden of gevelsteenen op verschillende manieren voorgesteld. Soms door een boogschutter schietend zonder doel: ook wel door een vrouw, die zich bezig hield met het wasschen van een neger. Vandaar het spreekwoord: "den Moriaan gewasschen" als het ging om vergeefschen arbeid aan te duiden.
   Het herinnert ons aan een huisnaam op de Schoenmakersstraat, waar in 1748 een huis "de Verkeerde Wereld" heette. Een satyriek symbool, dat vroeger zeer populair was. Op de vroegere centsprenten was het geval meermalen voorgesteld. Daar was dan een haas, die den jager schoot, een os, die den slager naar de slachtbank voerde, een man aan de waschtobbe en andere dwaasheden van dien aard. Het symbool was in den regel een wereldbol, maar niet zooals deze gewoonlijk werd weergegeven bekroond door een kruis, maar met het kruis omlaag.
   De Verkeerde Wereld hing dikwijls aan kroegen uit en niet zonder reden, omdat drinkers de wereld gewoonlijk anders zien dan nuchtere menschen.
   Aan de Kapel in 't Zand lag in 1735 een herberg, die den vroolijken naam van "den Boerendans" droeg. Waarschijnlijk heeft ze haar naam gekregen door de Guliksche buitenlui, die daar vroolijk teerden. Die buitenherbergen waren de stadsherbergiers en brouwers een doorn in 't oog en ook de stadsregeering zag ze niet graag floreeren. Dat lezen we in een bekendmaking van 12 Mei 1661, waarin er den burgers 'n grief van wordt gemaakt, dat zij 's zomers naar de Broekhin, naar Leeuwen, Gebroek, aan de Kapel en in de Weerd gaan, en daar Luiksche, Guliksche en Weerter bieren drinken. Daardoor werden de stadsaccijnzen geschaad. De stadsherbergen stonden ook onder toezicht, zooals blijkt uit een verordening van 7 November 1630, dat na 9 uur geen wijn en bier mocht worden getapt. Ook was verboden te tappen aan scholieren en studenten.
   Minder vroolijke gedachten als het vorige huisteeken wekte een huis, dat in 1700 op de Veldstraat was gelegen en "In de Dooden" heette. Nog naargeestiger was de naam van een huis op den hoek van Markt en Neerstraat, dat in 1719 "de Hel" werd genoemd.
   Men ziet het ontbrak bij de uithangteekens niet aan tegenstellingen. We zien het ook aan een huis, dat Raedt Sijben aan de Kraanpoort bezat en in 1751 "De Hemel" werd genoemd. In diezelfde bovenaardsche sfeer brengen ons de huizen, die namen van heiligen dragen. Ze waren vroeger in Roermond nogal talrijk. Zoo droeg in 1729 het huis op de Swalmerstraat — thans bewoond door den heer Maas-Nas den naam van St. Jan. Ongetwijfeld had het zijn naam gekregen van de St. Janstraat en den daar bestaanden St. Jansput. Bontwerkers kozen St. Jan dikwijls als patroon en schilderden hem op het uithangbord, omdat hij kenbaar was aan een kemelsharen kleed. Waarschijnlijk als het huis van een bontwerker zagen we hier in 1589 op den Steenweg een huis dat "de Pelslap" heette.
   Op den hoek der "Saltmerkt" (Marktstraat) werd in 1561 een huis "St. Joost" genoemd. De pelgrims naar St. Jacob a Compostella kozen dikwijls St. Joost tot patroon. De Saltmerkt was gelegen in den grooten heerweg van Noord naar Zuid en daarom mogen we vrij zeker achter het huis St. Joost een herberg zoeken. Later werd de put ook de St. Joostput genoemd.
   Buiten Inop — zooals het vroeger genoemd werd — lag in 1717 een huis "St. Crispinus". Er zal wel een leerlooier hebben gewoond, die zich aan den rand der stad moest vestigen; zooals we reeds zagen kreeg daarvan de Looierstraat haar naam.

HEILIGENNAMEN ALS UITHANGTEEKENS. HOOG BEZOEK IN VROEGERE TIJDEN. VOGELS OP DE UITHANGBORDEN.

   "St. Hubert" was in 1754 een huisnaam op den Schuitenberg. Met herbergiers waren het ook poeliers, die den patroon der jagers op het uithangbord deden schilderen. Gewoonlijk in jachtgewaad tegenover het hert met het kruis in het gewei. "Het Hert" hing in 1699 uit in de Voorstad. Nog zien we onze drie Roermondsche apotheken aangeduid met een hertekop. Waarschijnlijk als toespeling op een vroeger veel voorkomend medicament dat hertshoorn heette. Behalve bij apothekers zag men ook bij drogisten "den Gaper" als uithangbord. Voor den winkel van den heer Vossen op de Varkensmarkt zien wij er nog een uithangen. Die gapers doen ons denken aan het bekijken van de tong, wat vroeger de dokters plachten te doen als de zieke laboreerde aan wat men nog wel "een vuile maag" gelieft te noemen. Er is een foto van de Markt uit het begin der vorige eeuw, waarop men naast de vroegere kremergaffel nog het huis "Bailly" ziet, en waar ook zoo'n gaper voor den gevel prijkt. Dat huis werd in 1620 als "het Gouden Hoofd" genoemd. Op de Swalmerstraat en ook op den hoek van de Molenstraat vonden we in 1580 als huisteeken "de Gouden Kop" vermeld.
   "St. Nicolaas" heette in 1741 een herberg in de Visschersstraat. Waarschijnlijk omdat hij de patroon was van het schippersampt. Behalve aan schippersherbergen zag men het beeld van den heiligen bisschop ook voor de luifels der koekbakkers en bij winkeliers in Neurenberger speelgoed.
   Even populair als St. Nicolaas was ook St. Maarten. De soldaten en ook de snijders kozen hem gaarne tot patroon. En daar de krijgers niet afkeerig waren van een hartigen dronk moest zijn beeld nogal eens dienst doen op de uithangborden voor de herbergen. Hier vonden wij "St. Maarten" in 1766 op de Swalmerstraat naast het Jongensweeshuis.
   De zoete naam Jezus, zooals in 1552 een huis in de Neerstraat werd genoemd, werd voorgesteld door de letters IHS, ook wel door een alziend oog of door een kruis, omgeven door een doornenkroon.
   Aan de vereering van O.L. Vrouw herinneren, behalve de vele Mariakapelletjes in de straten, nog de huisnamen "Marienborch" in de Neerstraat, naast het huis "de Paaschkeers" gelegen, en in 1729 zoo genoemd; ook nog het huismerk "het Mariabeeld" waarschijnlijk het huis op den hoek van Neerstraat en Pelserstraat, dat in 1787 zoo vermeld wordt.
   Pausen en kardinalen, keizers en koningen werden — dikwijls als herinnering aan hoog bezoek — op de uithangborden voorgesteld of gaven aan het huis hun naam. Zoo was er in 1566 bij het Minderbroedersklooster in de Neerstraat een huis dat "de Paus" heette. "De Keizer" hing in 1700 uit voor de deftige herberg in de Neerstraat, waar thans winkel en magazijnen der firma Cillekens zijn gevestigd.
   Vorstelijke personen hebben in die herberg gelogeerd, o.a. keizer Joseph op 17 Juli 1781. En toen de aartsbisschop van Mechelen als Fransch gevangene op 21 October 1797 door een gewapenden troep hierlangs werd gevoerd, heeft ook dit logement dezen kerkvorst geherbergd. Bij inkwartieringen in 1585 wordt "de Keizer" reeds als herberg genoemd.
   Een huis van apotheker Boursy op de Hamstraat heette in 1747 "de koning van Pruisen".
   Ook was er in denzelfden tijd een huis op de Swalmerstraat, dat "de koning van Frankrijk" heette. Thans kennen we nog het café "de Prins" op de Markt. Een andere voorname herberg was "het Hertshoorn" aan de Marktstraat gelegen, ongeveer ter plaatse van het huis der dames van Waegeningh. Op 5 October 1589 heeft daar gelogeerd de oude graaf Peter van Mansfeld, die toen krijgsoverste was in Spaanschen dienst, en den volgenden dag naar Venlo trok om Wachtendonk te belegeren. Reeds in 1560 werd "het Hertshoorn" als herberg genoemd en in 1611 nog als logement beschreven.
   Van hoog bezoek verhaalt ons ook de geschiedenis van het huis "Emmerick" op den hoek van Neerstraat en Marktstraat, thans het huis der firma Janssens-Thieme. Op 28 Augustus 1705 stapte daar af de Koningin-douairière van Denemarken, komende van Den Haag op reis naar Aken. De magistraat ging haar complimenteeren en den eerewijn aanbieden. Het huis "Emmerick" wordt genoemd in 1646, 1649, 1686 en 1705. In 1633 woonde er Lisbeth Verstegen, die er toen een boekhandel had.
   Wij noemen nog enkele andere herbergen. Op den Steenweg was er in 1599 een die "de Kerktoren" heette. Terzelfder plaatse vonden we in 1640 "de Kerk." Waarschijnlijk stond op 't uithangbord een kerktoren en is hetzelfde huis bedoeld. Er is aanleiding dit huis te zoeken op of bij de plaats waar vroeger de St. Joriskapel stond en thans het Munsterhotel is gelegen. Overdrachtsprotocollen van 1653 bevestigen den verkoop van de plaats, waarop de St. Joriskapel had gestaan. Volgens de kroniek van Roermond op 19 Juli 1632 moest deze kapel aanvankelijk vergroot worden ten behoeve van den Hervormden godsdienst, maar bleek toch te klein. Later werd daartoe de H. Geestkerk afgestaan.
   Als herberg werd in 1593, 1614 en 1616 ook genoemd het huis "de (Gulden) Valk"; het lag naast het huis "de Marienborgh" in de Neerstraat. Wij noemden reeds den gevelsteen, die op het stadhuis wordt bewaard en "den gekroonden Valk" voorstelt. Hij was vroeger gemetseld in den gevel van het huis in de H. Geeststraat, waar de familie van Gijsbertus Joannes Alexander van der Vrecken woonde. Als oud-leerling van de Leuvensche Universiteit in het college "de Valk" werd hij op 165 Augustus 1787 primus van Leuven en 10 September 1787 in Roermond gehuldigd als oud-student van het Roermondsche College. Bij die gelegenheid werd als herinnering aan de plechtige huldiging de gevelsteen ingemetseld.
   Aan vogels van diverse pluimage was bij de gevelsteenen geen gebrek. De adelaars vermeldden we reeds.
   Een huis aan de Minderbroederstraat heette in 1570 "de Gans". De Gouden Haan" hing in 1700 uit op den Steenweg en voor de afwisseling vonden we in 1617 "de Haan" in de Neerstraat en den Rooden Haan — waarschijnlijk hetzelfde huis — ook in de Neerstraat en in 1633 en later, aldus genoemd.
   Naast het Spiesgatske aan de Cool- of Brugpoort, — dat oorspronkelijk, zooals de naam aangeeft, wel een gangetje naar een der waltorens is geweest, — lag in 1575 het huis "de Pelicaen"'.
   "De Raaf" hing in 1560 uit in de Neerstraat en achter de Muur vonden we in 1560 een huis "de Uil" genoemd.
   "De Zwaan" wordt in 1611 aan de Kraanpoort als huisteeken vermeld en in 1552 ook op den hoek van den Steenweg.

VOGEL- EN DIERNAMEN OP DE UITHANGBORDEN. HISTORISCHE HUISNAMEN.

   De voorkeur voor zwanen op uithangborden was algemeen. De invloed van het Lutheranisme, door sommige schrijvers aangegeven, kunnen we in deze streken uitschakelen. Als echte nathals leek het sommigen wel een geschikt huismerk voor kroegen. Een gelegenheidspoëet schreef reeds in de 17de eeuw: "De swaen voert ieder kroeg, zoo wel in dorp als stad, Omdat hij altijt graeg is met de bek in 't nat".
   Bij de edelen was de zwaan geliefd. Hij werd als sieraad van de slotgrachten in de kasteelen onderhouden. De bewaarders der zwanen, daartoe door den slotheer aangesteld, hielden gewoonlijk herberg en hingen dan "den Zwaan" uit.
   "De Haan" vond men dikwijls bij boekverkoopers. Volgens sommige schrijvers moet dit worden toegeschreven aan den invloed van het vroeger beroemde Hanenboek, een soort vermakelijke spraakkunst, dat door vele drukkers ter perse werd gelegd. Bij boekverkoopers en drukkers vond men ook wel "de Uil" uithangen als zinnebeeld van wijsheid en geleerdheid.
   De gans was een geschikt uithangteeken voor poeliers en koks. Om de ganzenpennen, die ze leverde zag men ze ook op de uithangborden van winkels waar papier en schrijfgerief werd verkocht. Ook het ganzenbordspel werd soms in zulke winkels verkocht en deed de aandacht vallen op de gans als huismerk.
   De raaf had als ongeluksbode een kwaden naam en om onheilen te bezweren nam men soms dien vogel als uithangteeken. De pelikaan als liefdesymbool vond men dikwijls aan de gevels van liefdadigheidsgestichten.
   De duif zag men op de uithangborden in twee gedaanten. Soms met gespreide vleugels als zinnebeeld van den H. Geest en zooals ze ook is afgebeeld boven het straatkapelletje op den hoek van Heilige Geest- en Munsterstraat. Ook wel als vredesduif met den olijftak in den bek. Hier vonden we in 1665 een huis op het Bergske vermeld dat "de Duif" heette.
   Ook wanneer het lam als uithangbord werd gebruikt, zag men het in tweeërlei beteekenis. Bij wolverkoopers zag men het gewoonlijk als grazend schaap voorgesteld. Maar men vond het ook als "Agnus Dei" bij boterverkoopers, die vroeger op meerdere plaatsen als vaste traditie hun klanten met Paaschdag een kluit grasboter in den vorm van een lam schonken. Soms werden kerken en kapellen door een gevelsteen met "het Lam Gods" aangeduid. In 1773 was er tegenover de poort van het Kruisheerenklooster een huis, dat "het Lamken" heette. "De Hamel" hing in 1730 uit in de Neerstraat.
   Ook namen van wilde dieren vond men onder de huismerken. "De Wolf" heette een huis op de Swalmerstraat bij de Lombardstraat en niet ver vandaar vonden we reeds in 1431 op den hoek van Swalmerstraat en Lombardstraat het huis "De Beer". In 1594 wordt achter de Luif "op der Visscherstraiten Oirt" een huis genoemd "De Vos".
   Men schrijft deze huizennamen, die ook als eigennamen veel voorkwamen, toe aan invloed van het vroeger zoo beroemde dierenepos "van den Vos Reinaerde". "De Hongerige Wolf" zag men vroeger wel uithangen aan kleine herbergen en wekt herinneringen aan de fabel van Roodkapje. We vonden hier in 1503 een huis op het Bergske genoemd "De Wolfskeel", welken naam we terugvinden in een perceel grond gelegen aan Roer en Kapellerlaan, dat nog "de Wolfskeel" heet.
   Bij verplaatsing van een winkel of bedrijf naar een andere woning nam men soms den huisnaam mee en voegde er dan het adjectief "de alde" bij. In Roermond vinden we daarvan ook voorbeelden. In 1509 lag op den Steenweg het huis "In den alden Vogel". Men vreesde toen — evenals nu — concurrentie en men nam den goeden naam van een zaak gaarne mede naar het nieuwe pand. Op het vroegere kerkhof aan de Markt was in 1551 "De alde Apotheek" gevestigd en zoo vonden we omstreeks dien zelfden tijd in de Lombardstraat het huis "De alde Decanie".
   Op de Markt vonden we in 1597 ook het huis Boen, waarschijnlijk genoemd naar de familie van dien naam. Als kerkmeester van de moederkerk zien we in 1599 genoemd Johan van der Linden, genaamd Boen, die toen voor het Lievevrouwekoor in die kerk een altaartafel had geschilderd.
   Waarschijnlijk uit dezelfde familie is gesproten de Minderbroeder Joannes Bonerus, die een werkje schreef, met gravuren verlucht, over de Martelaars van Gorcum en dat door hem werd opgedragen aan de Ridderschap en de Steden van het Overkwartier van Gelre.
   Onder andere patriciërshuizen noemen we het "De Borshuis", in de Steeg, het stamhuis der familie De Bors, waarvan verschillende leden met eere in de geschiedenis der stad worden genoemd. Tegenover de Voogdij lag het Bocholtz-huis, dat genoemd wordt in de historie van het Meisjesweeshuis.
   Enkele huisnamen herinneren ons aan den Riddertijd. Op de Markt vonden we in 1618 "de Vier Heemskinderen" en niet ver er vandaan "den Rooden Borgh op den oirde van de Marckt gelegen". Of hiermee "den Grauwen Toren" is bedoeld durven we niet gissen. De Grauwe Toren, misschien een verbastering van Graventoren, was het vroegere Gewandhuis, door hertog Reinald van Gelre in 1347 eeuwig en erfelijk aan de stad verpacht.
   Na jaren in bouwvalligen staat te hebben verkeerd, werd deze imposante gothieke bouw in 1778 afgebroken. Aan de Middeleeuwen herinnert ook het huis "De Palts", dat we in 1641 vermeld vonden in de Neerstraat.
   Aan het slot van dit overzicht, wijzen we nog op den huisnaam "In de Vergulde Hand", thans het huis van den heer Opbroek-Stroucken op de Swalmerstraat en op het nog bestaande uithangteeken "De Gouden Klok" bij den heer Mathieu Lommen-Nijskens aan de Kraanpoort. In de de Luifelstraat vinden we ook nog een vergulden arend als huismerk.

>> begin