|
>> HOMEpage
Van Fürsten- tot Vossenberg
De Harlinger steenhouwer Jacob Lous Forssenburg en zijn familie
Auteur: W. Dolk, Jierboekje fan it Genealogysk Wurkforbân, Ljouwert 1959, 51-53
Internetuitgave: M.H.H. Engels, april 2017
♦ Harlingen, eerste zeestad van Friesland, heeft perioden van grote
bloei gekend, waaraan o.m. de ruime aanleg en de vele, nog bestaande,
fraaie woonhuisgevels te danken zijn. Voor bekwame steenhouwers was er
dus volop werk, vooral bij de stadsuitbreiding van 1565 en de aanleg
van de versterkingen in 1579.
♦ Ongetwijfeld heeft hieraan medegewerkt de stadsmetselaar (1574) en
steenhouwer Lou Ripperts. Enkele van zijn kleinkinderen noemen zich
Forssenburg, zodat het niet uitgesloten is, dat ook Lou Ripperts reeds
onder dien naam bekend was. De naam Forssenburg, ook wel Furssenburg,
doet denken aan Fürstenberg, een in Duitsland vrij veel voorkomende
plaatsnaam. Circa 10 km. ten Zuiden van het voor Leeuwarden zo belangrijke
Corvey aan de Weser ligt ook een Fürstenberg, nabij het grootste
bontzandsteengebied van Duitsland, waar dit gesteente al sedert eeuwen
voor allerlei doeleinden gewonnen wordt.
♦ Met enige fantasie kan men zich hier de bakermat denken van een
steenhouwersfamilie, werkzaam bij het uithakken en bewerken van bouwornamenten,
sarcophagen en zerken, die over de Weser o.m. naar Noord-Nederland
getransporteerd worden. Later kan dan een lid van deze familie
zich in het land van bestemming gevestigd hebben, teneinde ter plaatse
de ruwe producten af te werken.
♦ Moet er dus over het beroep van Lou Ripperts' voorvaderen in veronderstellingen
gesproken worden, bekend is, dat er onder zijn nakomelingen vrij veel
steenhouwers voorkomen. De belangrijkste onder hen is
ongetwijfeld zijn zoon Jacob Lous, eveneens stadsmetselaar te Harlingen,
kundig grafsteenhouwer en bouwmeester van het stadhuis te Dokkum, maar
ook zijn kleinzoon Lou Ripperts en diens zonen Rippert Lous en Tjaard
Lous mogen met ere worden genoemd.
♦ Met Jacob Forssenburg, broer van deze beide laatsten, doen de herbergiers
hun intrede in deze familie, helaas niet ten voordele van de
financiële positie. In enkele generaties is de maatschappelijke status
van het geslacht geheel veranderd. Het dieptepunt wordt bereikt, wanneer de
soldaat Jacobus Fursenburg - na een ruzie om een kwartje! -
een collega neersteekt en zelf ter dood veroordeeld wordt.
♦ De zoon Pieter Jacobs - steeds aangetroffen zonder familienaam -
weet door hard werken zich een goed bestaan te verschaffen als garde-
nier. De door hem gekookte zes pondematen achter de Hoven te Leeuwarden
zijn na enkele generaties nog in familiebezit en dáárop, later in de
onmiddellijke nabijheid, blijft een tak van de familie gedurende de
gehele 19e eeuw als gardenier werkzaam.
♦ In de Franse tijd verschijnen de kinderen van Pieter Jacobs allen
met de naam Vossenberg, kennelijk een afgesleten vorm van de reeds bijna
twee eeuwen gevoerde oude naam. Een kleinzoon, Georgius Vossenberg,
wordt verversknecht en huwt de dochter van zijn patroon. Later kan hij
de zaak overnemen en tot op heden is de naam Vossenberg in Leeuwarden
vooral bekend door de verfkooplieden van dien naam.
♦ Van zeventig mannelijke leden der familie is het beroep bekend: onder
hen zijn negen verfhandelaren, negen gardeniers etc., zeven steenhouwers,
vijf behangers etc., vier herbergiers etc. en vier schoenmakers. Meer dan
de helft is dus werkzaam in enkele, specifieke beroepen.
♦ Drie leden van de 9e generatie, Georgius (1800-'77), Johannes (1805
-'59) en Petrus Agathus (1802-'65) moeten loten i.v m. de dienstplicht;
de beide eersten trekken een laag nummer en zijn dus vrij, de laatste
wordt als enig kind vrijgesteld. Hun signalementen leren ons iets over
het toenmalig uiterlijk: lengte resp. 1.68, 1.77 en 1.67 m., aangezicht
ovaal, ogen blauw, neus breed, kin rond, haar en wenkbrauwen van de
beide eersten bruin, van de laatste blond.
♦ De heer Henk Aukes vraagt zich in zijn boekje over R.K. Friese geslachten
(Frisia Catholica III, 1941) af: "Zijn er wel families, van
welke met volle zekerheid getuigd kan worden, dat ze sinds de Hervorming
Katholiek gebleven zijn?" en vervolgt: "bij mijn onderzoek hieromtrent
is er mij geen enkele bekend geworden. Zodra het gaat om de trouwe
Katholiciteit van een bepaalde familie, is men het bewijs schuldig".
♦ Bij de familie Vossenberg blijft men dat bewijs niet schuldig: met
stelligheid kan gezegd worden, dat haar leden steeds meelevend lid van
de R. K. kerk gebleven zijn, tot op heden toe. Uiteraard zijn er, vroeger en
nu wel individuele uittredingen geweest, maar in de stamreeks
kan toch bij iedere generatie wel een bewijs van het R.K.-zijn worden
gegeven: bij de oudsten het voorkomen van crucifixen e.d. in hun nalatenschap,
moeilijkheden met het stadsbestuur of huwelijken voor het
gerecht (teken van niet behoren tot de staatskerk); van de lateren zijn
de kerkelijke huwelijken en de dopen hunner kinderen gevonden; tenslotte
blijken bijzonder veel leden van deze familie ingeschreven te zijn in
het Register van leden der broederschap van de Allerheiligste Rozenkrans
in Friesland (zie Archief Aartsbisdom Utrecht XXXV, 1909, pag. 168
e.v.), sedert 1628 het jaar van oprichting, tot in het begin der 19e
eeuw. Er komen evenwel slechts enkele geprofeste religieuzen onder de
leden van het Friese geslacht Vossenberg voor.
♦ Ook buiten Friesland wordt de naam Vossenberg aangetroffen. Zo vertonen
raam 10 en 22 van de beroemde Goudse glazen het wapen van Mr Anthony Vossenberg,
raad en burgemeester van Gouda 1655/'57: in goud een
zilveren burcht, getopt met een gaande bruine vos. Verder komt er nog
een wijdvertakte R.K. familie Vossenberg voor, bijzonder talrijk in de
omgeving van Oss (N.Br.).
>> begin
|
|