INLEIDING - Zerken in de Leeuwarder Grote Kerk

Sluit of minimaliseer dit venster om terug te keren naar het grafregister!

In 1971, bij het begin van de vijf jaar durende restauratie van de Grote of Jacobijner kerk te Leeuwarden, werd de houten vloer verwijderd die er sedert 1842 lag tegen de optrekkende koude. Daardoor kwamen de grafzerken na 130 jaar weer in het zicht. In de laatste week van februari en de eerste van maart 1971 heeft een flinke ploeg vrijwilligers onder leiding van meer ervaren "stenografen" een kleine 150 grafzerken beschreven. De stenen, die er soms vreemd bij lagen en bedekt waren met een laagje stofzand, moesten natuurlijk eerst schoongemaakt worden, ook ter wille van fotograaf Harm de Vries, die alles wat de moeite waard was, op foto gezet heeft, meestal ook met hulp van een van de vrijwilligers.

De oudste zerken stammen waarschijnlijk al uit de 15de eeuw, al is er geen jaartal beginnend met 14 gevonden. Op verschillende oudere zerken zijn de opschriften helemaal of voor een deel onleesbaar, terwijl enkele oude grafschriften geen jaartal opgeven. Het oudste nog leesbare jaartal, 1500, staat op de zerk (213x319) Kammighe Minnema Wynie in regel 7. Volgens de inventarisatie is het laatste grafschrift Ferwerda 1764, op een vroegzeventiende-eeuwse zerk (121x233) in regel 9 van de zuidbeuk. De jongste steen (141x258), Fockens-Kinnema in regel 4 van de zuidbeuk, dateert van 1707, maar verrreweg de meeste zijn van de 16de- en 17de-eeuw. Met behulp van grafboeken, andere archivalia en naslagwerken kan nog heel wat materiaal dat onleesbaar geworden of verdwenen is, aangevuld worden.

Regelnummering

regelnummering

In het Historisch Centrum Leeuwarden wordt een grafregister uit ca. 1800 bewaard dat 357 nummers telt. Dat geeft de namen van de begravenen voor zover men die kon lezen van de stenen, ook niet ingebeitelde namen van begravenen en de namen van de eigenaars van de graven toentertijd. Daarbij is een regelnummering gebruikt van Oost (koor) naar West (ingang): het schip telt 22 regels, de noordbeuk 14 en de zuidbeuk 15 regels. Samen met de beschrijvingen uit de jaren '70 van de vorige eeuw levert dat heel wat gegevens op. W. Dolk heeft indertijd als medewerker van het HCL (toen nog gemeente-archief) aanvullende (genealogische) aantekeningen gemaakt uit de archieven. Nu heb ik al het genoemde gecombineerd en op mijn beurt dankzij verder onderzoek een en ander kunnen toevoegen.

Stenen in soorten

Er zijn grote zerken van meer dan 2 bij 3 meter en er zijn kleine zerken; laatstgenoemde dekken het graf van kinderen of het zijn zogenaamde hoofdstenen, die goedkoper alleen het hoofdeinde van het graf beslaan. De kleur van de stenen is doorgaans zwart, of liever donkergrijs. De officiële benaming is blauwe steen of (Zuidn.) arduinsteen; blauw is hier oneigelijk gebruikt voor dof grijs-, lei- of loodkleurig, min of meer tot blauw naderend; arduin staat voor harde, blauwgrijze kalksteen, gebruikt voor stoepen, hoekstenen, zerken enz., gewoonlijk hardsteen genoemd. De bekendste soort is Bentheimer steen. Enkele zijn er echter van witte c.q. cremekleurige (Italiaanse) steen en weer andere hebben een roodachtige kleur. Bij de laatstgenoemde gaat het i.t.t. de overige niet om hardsteen maar om zandsteen. Het materiaal werd betrokken via steenkopers in Dordrecht en Amsterdam, een enkele maal ook in Zwolle; W. Dolk, Grafstenen in en rond de oude Friese kerken. In: Publikatieband Stichting Alde Fryske Tsjerken I(1973), 145-169, i.h.b. 156. De teksten op de oudste zerken zijn in een gotische letter uitgehakt, de meeste stenen vertonen echter Romeinse kapitalen (hoofdletters); voor gedichten werd een kleine cursief (lopend of schuin schrift) gebruikt.

De zerken hebben niet zoals in vele andere kerken geleden van de vandalen die tekeergingen onder het motto van de Franse revolutie, "liberté, égalité, fraternité". Men had zich al voldoende uitgeleefd in de stadhouderlijke grafruimte. De teksten, wapens en ander beeldhouwwerk zijn veelal nog in goede staat. Wel is er door eeuwenlang schuifelen over de stenen een en ander afgesleten: ook vóór 1842 waren delen van de vloer bedekt met banken voor raadsheren, vroedschapsleden e.a. Zerken die voor, naast of achter die vakken in de loop lagen, zijn sterk afgesleten; degene die onder die banken lagen, zijn het best bewaard gebleven! Er zijn stenen die half onder banken gelegen hebben: de ene helft van zo'n steen is nog redelijk intact, de andere helft bijna geheel afgesleten.

Spreuken

zerk Homo bulla

Misschien wel de mooiste steen, een voorbeeld van een kinderzerkje vindt men in regel 14 bij een pilaar. De afmetingen zijn 88 bij 56 cm. De tekst luidt: Homo bulla, d.i. De mens is als een waterbel (Varro, De re rustica 1,1,1; Erasmus, Adagia, II iii 48; 1248). A[nn]o D[omi]ni 1577 den 11 Aprilis sterf Helena Heymans, alhier bij haren broeder (die gestorven is den 10 Marty Ao 1575) begraven, wijes zielen Godt genadich zy. U ziet Helena liggend in een waterbel. De steen is nog gaaf: blijkens het grafregister van ca. 1800 bevond de steen zich onder de bank Carelson en Sminia. In de archieven is gevonden dat broer en zus mogelijk jonge kinderen waren van Mathys Heymans en Tincke van der Haule, dochter van Eelco van der Haule en Ansck van Auckama, dochter van Jacob Auckama en Helena Arents (Stamboek v.d. Friese adel I, 28); toentertijd was vernoeming van een dochtertje naar grootmoeder (en een zoontje naar grootvader) nog traditie.

Behalve deze zijn er nog enkele spreuken te vinden in de Grote kerk. Op de Ockingha-steen, regel 9, 117x217: Mors omnium rerum kolophon, d.i. De dood is het eind van alle dingen (vgl. Mors ultima linea rerum, Horatius, Brieven 1,16,79). Op een zerk (Roorda?) van 55x80 cm., in regel 9: Nascendo morimur; dezelfde spreuk op een steen (60x115) onder het glazen podium, voor Siurdt Martens zn. [Fockens] * 14 febr. 1592 + 18 april 1592, in regel 6 van de noordbeuk; vgl. Nascentes morimur, finisque ab origine pendet (Manilius, Astronomica 4,16); Bij onze geboorte sterven we al en ons einde wordt bepaald door ons begin.

In regel 10 (van het schip) ligt de zerk (97x122) van Hanibal Christian Bastard [to]e Bronswick + 5 januari of 15 maart 1624. De vader van dit jong gestorven kind zou kunnen zijn Christiaan Lodewijk hertog van Brunswijk-Wolfenbüttel, bisschop van Halberstadt, 1599-1626, zwager van stadhouder Ernst Casimir en sinds 1619 Staats ritmeester (vgl. Het Staatse leger III). Ovaal wapen met schuinbalk (bastaard); links en rechts van wapen een manshoofd en een doodskop waaronder: Memento morij (de o van memento, zoals wel vaker bij ruimtegebrek, aan de bovenkant van de regel). Memento mori (= Gedenk te sterven) was de titel van een vroeg Middelhoogduits (Alemannisch) gedicht, de eerste Duitse boetepreek op rijm, uit ca. 1070. De uitdrukking komt als inscriptie al voor op zilveren bekers uit de Romeinse tijd. Men zegt wel dat men de beginletters (MM) terugvindt in de handpalmen. Deze steen ligt andersom dan de rest! Normaal werd de dode begraven met het gezicht naar het Oosten, het Licht. In regel 20, onder het orgel, lezen we op een kleine steen (73x37): Mors sceptra ligonibus aequat; d.i. De dood maakt scepters aan spaden gelijk ofwel Voor de dood zijn koningen en dagloners, hoog en laag gelijk.

Oud geworden

wapen UilenburgHoewel minder vaak dan tegenwoordig werden mensen in vroegere eeuwen soms ook oud. In regel 6 van de zuidbeuk (73x69) ligt begraven Bauck Pietersdr. Ulenburch, wed. van Iochum Harmensz., olt 97 jr., + 3 mei 1606 - alliantiewapen (verbonden mannen- en vrouwenwapen) onder helmteken gekroonde els?: m.: I. halve adelaar, II.a. halvemaanmes?, b. schoenmakersmes (randsteekmes?); vr.: uil, boven vergez. van lelie, ben. van wassenaar - 1615 inventarisatie boedel Bauck Pietersdr. (y 20, 298) - zie Geneal. jierb. 1971, p. 77 - vgl. de drie stuks schoenmakersgereedschap in poortje Groeneweg nabij Schoenmakersperk. Deze Bauck was familie (een tante van een tante) van de vrouw van Rembrandt, Saskia van Uilenburg (1612-1642).

Kleur in de kerk

Tot de Franse Revolutie was er ook in de hervormde kerken kleur, in de vorm van epitafen, borden en wimpels met de familiewapens van de begravenen. Een fraai voorbeeld is het interieur van een onbekende kerk, dat door Daniël de Blieck geschilderd is in 1656. In W. Eekhoff, Geschiedkundige beschrijving van Leeuwarden, 1846, lezen we op blz. 345 van deel I over de Grote of Jacobijner kerk dat men reeds vroeg in de zestiende eeuw begon "wapens, harnassen, helmen en de krijgswapenen van hier begravene personen" daarin op te hangen. Een afbeelding van de grafmonumenten van Willem Lodewijk + 1620 en zijn vrouw Anna van Saksen + 1588 in de Grote kerk toont ook wapens op borden aan de muur en op vlaggendoeken aan stokken.

grafmonument Nassau Leeuwarden

H.P. en andere zerkhouwers

Slechts vijf stenen zijn gesigneerd, d.w.z. voorzien van de initialen van de zerkhouwer(s). In regel 1 zuidbeuk de zerk (129x231) van Teyts Heringa + 22 december 1556 - gesign. B 1558 G. In regel 2 zuidbeuk de zerk (114x205) van Rijtske van Eysinga, Lier in Oestfrieslant + 9 mei 1573, 1592 gebeente hier gebracht - gesign.: D 1593 L. In regel 19 van het schip de zerk (129x260) van Thewis Pietersz., coopman, + 8 augustus 16(0)8 - gesign.: P 1604 A? In regel 20 de steen (159x261) van Allart Feckes brovver, out 76 jr., + april 1607 - gesign. bovenaan: P C - steen nu onder het orgel. Samenwerking tussen twee meester-zerkhouwers laat een steen (142x201) voor ammunitiemeester Johan van Benthem in regel 16 zien: H.P. bovenaan en beneden K.S.

Volgens Zerken in Friesland 1535-1680 (omslagtitel: Stenen getuigen, Friesland), Leeuwarden 1994, blz. 21, Alfabetische lijst van namen en initialen van meester-zerkhouwers in Friesland, met zoveel mogelijk echte of geschatte dateringen, staan de initialen voor Benedictus Gerbrandtsz., Dirck Lieuwesz.(?), Paulus Andriesz., Pieter Claesz. en Krijn Stoffelsz.; op andere zerken in Friesland (o.a. in Dokkum) vindt men de initialen van laatstgenoemde als Q.C. naar de Latijnse spelling van zijn naam Quirijn Christoffelsz.

De namen achter H.P. waren tot nu toe niet bekend. Dankzij een klein onderzoek dat ik medio september 2005 gedaan heb naar de zerkhouwer met deze initialen kan hier gemeld worden dat zijn naam Hans Putzer was. H.P. was werkzaam van 1607 tot 1617; vgl. W. Dolk, Grafstenen in en rond de oude Friese kerken. In: Publikatieband Stichting Alde Fryske Tsjerken I(1973), 145-169, i.h.b. p. 153; Zerken in Friesland p. 21. Blijkens gesigneerde zerken o.a. in Dokkum werkte hij in 1607 en 1610 samen met K.S. ofwel Q.C., dit is zoals gezegd een en dezelfde nl. Krijn/Crijn Stoffels ofwel Quirinus Christophori.

Deze Crijn Stoffels, geboortig van Delfzijl, legde op 11 april 1611 te Leeuwarden zijn meesterproef af voor het gilde van de metselaars en hardhouwers; HCL inv. 6, toeg.nr. 7. Vanaf 1611 werkte hij zelfstandig zoals bijv. blijkt uit een steen te Stiens van dat jaar gemerkt Q.C.; volgens Dolk o.c. was hij aktief tot 1622. In het Burgerboek van Leeuwarden is hij in 1611 opgenomen; fol. 57. In de Certificaatboeken komt Crijn Stoffels voor als hardhouwer in 1626 (208) en 1627 (260); als Crijn Christoffels en steenhouwer in 1629 (322).

In het trouwboek van Leeuwarden vonden wij zijn naam niet, wel die van zijn vader Christoffel Crijns: op 2 augustus 1604 is diens weduwe Geertie Claesdr., van Stellingwerff, in ondertrouw gegaan met Hans Puitser/Putzer, metselaar, geboren te Münster, afkomstig uit de omgeving van Würzburg; het kerkelijk huwelijk vond plaats op 14 september daarop volgend. Crijn Stoffels heeft het vak van steenhouwer geleerd van zijn stiefvader!

Crijn Stoffels is in 1633 overleden. Het atelier, de winkel werd in 1635 verkocht door de weduwe Trijn Harmensdr., zoals blijkt uit de registratie in hypotheekboek gg 31, fol. 187 recto, en wel aan Cornelis Gerrytszn. Mr. steenhouwer te Leeuwarden voor 200 gulden: de steenhouwers winckel ende het gereedtschap vandien, met de patronen. In 1645 is de woning die de minderjarige dochter Jouckien Crijnsdr. en haar broer Ds. Christophorus Munsterus, predikant te Hemelum, van wijlen hun ouders hadden geërfd en die zeer oud en bouwvallig was, gekocht door ammunitiemeester Romke Sickes. Het ging om een "halve huisinge, plaetse ende camer daerachter op de Nijebuiren op 't Noord van 't Diept, hebbende Anna Entis erffgen. ten Oosten ende d'ammunitiemr. Romke Sickes Gaikema ten Westen, bij Tierck Jetses Mr. timmerman ende anderen bewoond". De koopprijs bedroeg 538 goudguldens 3 stuivers en 8 penningen. Bron: decreetboek aa 9, 1638-1652, pagina 135-141.

Aangezien dominee Christophorus Munsterus later, van 1651 tot zijn dood in 1660, te Franeker hoogleraar was in de logica en filosofie, wordt zijn leven o.a. beschreven in E.L. Vriemoet, Athenarum Frisiacarum libri duo, Leovardiae 1758, 410-413. Aan postuum uitgegeven "Disputationes metaphysicae" (Franeker 1661) van Munsterus ging een Vitae delineatio vooraf van de hand van professor Johannes Gerardi Terentius (Teerns 1628/29 - Franeker 1677). Vriemoet heeft deze thans onvindbare levensbeschrijving nog gezien.

Volgens Vriemoet stamde de grootvader van de hoogleraar, Christophorus Quirini, uit het bisdom Münster en was hij vaandrig van een compagnie voetvolk in het leger van de Verenigde Nederlanden. Het beroep van Quirinus Christophori, een Westfaal van origine, wordt door Vriemoet niet genoemd. Nu weten we echter dat de dominee en professor een zoon was van de steenhouwer Crijn/Krijn Stoffels. Christophorus heeft als achternaam Munsterus aangenomen, naar de geboortestreek van zijn grootvader en de geboorteplaats van vaders stiefvader Hans Putzer.

Martin Engels, september 2005, herzien november

>> begin