|
>> HOMEpage
Secretarisssen van Franeker 1521-1923
bewerking/aanvulling door A. Hallema en G.J. Bosma van het handschrift (Tresoar 8293 Hs)
van D. Cannegieter (1842-1909)
Bron: Franeker Courant december 1932 - januari 1933
Internetuitgave: M.H.H. Engels, april 2025
>> naamlijst
Franeker
Courant 4-11-1932
I.
Wie in den loop der eeuwen de stad en gemeente Franeker als
secretaris hebben gediend.
Een onuitgegeven namenlijst uit de handschriften van wijlen den
Heer Cannegieter.
Onder de manuscripten van wijlen den Heer Cannegieter, met
betrekking tot de geschiedenis van Franeker daargesteld, bevindt
zich ook een lijst van namen der opvolgende Franeker Stads- of
Gemeentesecretarissen met daaraan toegevoegde biographische
gegevens. Het leek ons voor de lezers der Franeker Courant en
inzonderheid voor de in Franeker's interessante geschiedenis
belangstellenden niet van belang ontbloot, om deze lijst uit te
geven met een korte toelichting vooraf. Want mannen als Richaeus,
Ghemmenich en Scheltema, die de stad in dit ambt hebben gediend,
wier nagedachtenis nog heden in straatnamen bewaard is gebleven, die
ook in andere functies de belangen der stedelijke gemeenschap hebben
bevorderd, dienen beter bekend te zijn onder het levend geslacht dan
thans wel het geval is. Vandaar met welwillende medewerking der
Redactie van de Franeker Courant dan thans de publicatie van dit
kleine onderdeel uit Cannegieter's nagelaten handschriftelijk
materiaal; zijn historische naam moge er mede door blijven
voortleven!
Met lette er bij de lezing van deze publicatie wel op, dat de eerste
secretarissen tevens openbaar notaris waren, geadmitteerd bij den
Hove van Friesland. Vandaar ook hun tweeërlei werkzaamheid in dienst
der stad en van haar burgers, de eerste van administratieven aard,
de tweede ten nutte der civielrechterlijke werkzaamheden. Verder zal
men kunnen constateeren, dat het ambt wel in de familie bleef, nu
eens van vader op zoon, dan weer op een neef of andere
bloedverwanten, de familiën Richaeus, Ghemmenich en Scheltema ten
bewijze. Wijst dit in de 17de eeuw al op nepotisme en cabbala's,
gelijk die door de beruchte acten van correspondentie gedurende de
18de eeuw zooveel corruptie hebben veroorzaakt, dat de democratische
partijen er zich met recht tegen verzetten?
Dat wij voorts niet beginnen met de burgemeesters der stad Franeker
of anders gezegd de secretarissen aan de burgemeesters vooraf laten
gaan, vindt zijn oorzaak in de eerste plaats in de omstandigheid dat
het secretariaat der stad vroeger van meer beteekenis was dan het
niet één - doch veelhoofdige burgemeestersambt. De burgemeester was
tijdens de Republiek geen hoofd der stedelijke gemeenschap, nog
minder vertegenwoordiger der Rijksregeering, doch niet rechtstreeks
verantwoordelijk medebestuurder. Men onderscheidde immers vanaf de
Middeleeuwen bij de stedelijke regeering een college van schepenen,
dat van burgemeesters en de vroedschap of raad der stad. Door
centralisatie dezer rechtsprekende en bestuurscolleges, door
verzetting der wet en ten slotte door de opheffing der absolute
autonomie der stedelijke gemeenten is dit veelhoofdig bewind in
verloop van tijd een eenhoofdig geworden, waarvan het ambt, de
invloed en positie van den burgemeester den invloed ondergingen.
Beide colleges van rechtsprekende en wetgevende bestuurders
bestonden ook lang niet altijd uit voor hun ambt of functie
wetenschappelijk en administratief onderlegde personen, doch eerste
eisch was de afkomst uit een aristocratische familie, althans
behoorende tot de notabelen der stad. Verder waren deze
burgemeesters slechts voor enkele jaren tot hun waardigheid
geroepen, kwamen voort uit het schepencollege of gingen als
oud-burgemeester daarin over en waren niet gesalariëerde
bestuurders.
De secretaris daarentegen was als thans hoofd der administratie van
de stedelijke gemeente, tevens haar adviseur in administratieve en
juridische aangelegenheden, waar geen aparte pensionaris in functie
was, gevolmachtigde in bestuurszaken, niet zelden gedeputeerde naar
gewestelijk en landsbestuur (met een schepen of burgemeester),
tevens practiseerend notaris en griffier van het schepencollege.
Hiermede meenen wij voldoende te hebben aangetoond, dat onze
volgorde chronologisch en historisch te motiveeren is. Bovendien
hebben wij indertijd onder de papieren van den heer Cannegieter geen
lijst van burgemeesters en schepenen* mogen aantreffen, zoodat we
deze zelf ten deele reeds samenstelden en die na verloop van tijd
eveneens hopen uit te geven, om daarmee te completeeren de
nomenclatuur der autoriteiten, die vanaf de oudst bekende tijden het
bestuursapparaat te Franeker in werking hebben gesteld.
Met lette verder ook op de meerdere ambten, die vele secretarissen
van Franeker in hun persoon vereenigden, de academische titels,
welke zij verwierven of reeds bezaten en op het feit, dat zij
dikwijls in de bestuursambten der stad overgingen of te voren een
zetel hadden bezet in de stedelijke regeering.
Secretaris Kaldenbach was in 1662 de eerste, die een borgstelling
stortte en ook was het bij zijn benoeming, dat de eerste instructie
voor den secretaris werd opgesteld, welker inhoud een merkwaardigen
kijk geeft op den gang van zaken bij de gemeentelijke administratie
dier dagen. Daarin kwam ook duidelijk tot uiting, dat de Raden der
stad zijn meesters waren. De eed van den secretaris dateert met
eenige wijzigingen al van de 16de eeuw. Zijn civielrechterlijke
werkzaamheden blijken voor dien tijd uit art. 3 en 5. Hij was immers
behalve notaris en deurwaarder ook griffier der schepenbank, doch
moest zich van elke inmenging in politicis onthouden als in strijd
zijnde met zijn ambt. Van den omvang zijner administratie ten
behoeve van het stedelijk bestuur in de 17de eeuw krijgen wij eenig
denkbeeld door den inhoud van art. 12-17, waarvan zeker ook
merkwaardig is, dat hij de daarvoor te gebruiken boeken, alsmede
ander schrijfmateriaal tot zelfs brandstoffen, materiaal voor de
verlichting en reiniging voor eigen rekening moest aanschaffen,
hoewel de onderscheiden boeken toch in 't archief der stad kwamen.
Evenzoo moest hij zijn klerk(en) salarieeren, gelijk nog in de
vorige eeuw de belastinggaarders en vrederechters moesten doen. De
voorlezing der publicaties vanaf de pui voor het stadhuis door den
secretaris of zijn klerk maakte hem mede tot een object van publieke
belangstelling en een gewichtig personage voor het openbare leven.
In verband met zijn salarisschaal was hij wel gebonden aan de
tarieven, gemaakt door zijn collega's in de andere Friesche steden,
doch wijl deze honoraria voor dien tijd en zijn monetaire waarden
nog al vrij hoog waren, kon hij doorgaans rekenen op een goed
bezoldigde betrekking, die te Franeker dan ook wel geämbiëerd werd
en waarin zich eveneens tal van min of meer beroemde en
verdienstelijke personen hebben onderscheiden.
Thans laten we hen in chronologische volgorde de revue passeeren.
A[nne]. H[allema].
NASCHRIFT.
Kort nadat dit hs. persklaar was gemaakt, kwam het ons niet
ondienstig voor den in Franeker's geschiedenis, topographie en kunst
belangstellenden en immer actieven secretaris-archivaris, den heer
G. Bosma, te raadplegen over de publicatie van dit materiaal.
Ongevraagd, als blijk van belangstelling inzake deze bescheiden
uitgave van meest ambtelijke gegevens betreffende zijn voorgangers
in het thans door hem bekleede ambt vulde de Heer Bosma aan, wat
Cannegieter's lijst mist aan meer personeele gegevens en daadzaken,
alsmede wat deze aangaande de laatste twee aan den huidigen
functionaris voorafgaande secretarissen niet meer heeft kunnen
meedeelen. Door deze medewerking, die wij als in vorige gevallen,
wederom ten zeerste op prijs stellen, heeft het geheel gewonnen aan
volledigheid en aankleeding, die wij ons aanvankelijk niet hadden
durven voorstellen.
Natuurlijk blijft er ook thans betreffende het leven en werken van
verschillende op den voorgrond tredende secretarissen van de stad
(en later de gemeente) Franeker nog wel iets te onderzoeken over,
maar toch mogen wij ons vleien met deze lijst en haar aanvullingen
iets te hebben geleverd, dat zoowel voor de plaatselijke
geschiedenis als de genealogie van personen en geslachten zijn
waarde en beteekenis zal houden. Mochten intusschen een of meerderen
onzer lezers ergens iets gevonden hebben betreffende de hier
vermelde personen, dat publicatie verdient en niet gememoreerd werd
in de lijst, dan zal mededeeling daarvan via dit blad of zijn
redactie ons zeer welkom zijn. Ook geeft deze publicatie aanleiding
omtrent andere autoriteiten, die een werkzaam aandeel hebben genomen
inde vroegere regeering, rechtspleging en administratie, datgene op
te teekenen en eventueel te vermelden, wat van beteekenis kan zijn
voor de locale geschiedenis en dikwijls weer voor die van gewest en
land. Er is in onzen tijd een streven, om de historiographie zoowel
als de topographie weer te decentraliseeren, om daardoor niet alleen
de details duidelijker af te teekenen, maar vooral de opbouwende
elementen en samenstellende krachten der algemeene landshistorie
beter te leeren kennen. Welnu, door deze en soortgelijke pogingen
wordt een dergelijk streven begunstigd en uit het kleine en geringe
het groote beter gekend. A[nne]. H[allema].
Handschrift van wijlen [Dominicus] Cannegieter met aanvullingen van den secretaris-archivaris G.J. Bosma
Secretarissen van Franeker.
I.
1521. Marten Douwesz.
komt als secretaris van Franeker voor in een stuk van 22 Maart 1521.
(Privilegieboek van Franeker, p. 18).
1530-1550. Mr. Dirck, of Theodorus Gerritsz. van Delft.
Hij teekende zich T. Delphus. De eerste door hem geteekende en in
het Privilegieboek geregistreerde akte is van 6 Februari 1530, de
laatste van 11 December 1548 (Priv.boek, 33, 44,122). Hij stierf in
1550. Den 17-19 Mei van dat jaar werd een gerechtelijke inventaris
opgemaakt, ten sterfhuize van Mr. Dirck Gerritsz. van Delft, in
leven secretaris der stad Franeker, welke inventaris werd beëedigd
door zijn weduwe Apollonia Lyuwedochter, terwijl uit dat stuk
blijkt, dat hij vroeger was getrouwd geweest met zekere Joostje
(Franeker Archief, no. 66.)
Aanvulling. Zie artikel A. Hallema: "Inventarissen van
Franeker's Burgers en Boeren omstreeks 1550" in de Bijdragen en
Historische mededeelingen 1925, blz. 58, 59, 72-80.
Ook het artikel van Mr. A. Telting in de Vrije Fries Deel VII blz.
74-107 "De Sint Maartens Kerk te Franeker", waarin verschillende
stukken zijn opgenomen geteekend door T. Delphus.
1550-1555. Mr. Gaathije Pietersz.,
openbaar en bij den Hove van Friesland geadmitteerd notaris te
Franeker; (Charterboek van Friesland, III. fol. 329) in 1553
volmacht ten Landsdage wegens Franeker, (Ald. fol. 314) in 1554
gildebroeder van den Zoetenname Jhesus gilde te Franeker; (Fran.
Arch. no. 72) teekende als secretaris der stad in het Privilegieboek
voor het eerst een akte van 15 Februari 1550 en voor het laatst een
van 7 Juni 1553. (Priv.boek p. 112, 123, 127.) Den 23sten Januari
1555 maakte hij als secretaris van Franeker nog een inventaris op
van de door Dued Wopkedochter nagelaten goederen. (Fran. Arch. no.
85). In het Charterboek wordt zijn naam verkeerdelijk opgegeven als
M. C. Gaathije, waarschijnlijk omdat hij zijn naam met zeer
omslachtige halen en streken teekende.
Aanvulling. Zie blz. 257 A. Hallema "De Geschiedenis der
Martini of Groote Kerk te Franeker (1931.)"
Zie blz. 163 P. Koopmans "Het Notariaat in Friesland vóór 1811,
Leeuwarden A. Meyer 1883. - Hier wordt eveneens gesproken van M. C.
Gaathye, publ. en bij het Hof toegelaten notaris en secretaris der
stad Franeker.
Een tweetal inventarissen of buelcedulen opgemaakt door G. Pietersz
staan in hun geheel afgedrukt in het artikel van A. Hallema
"Inventarissen van Franeker Burgers en Boeren omstreeks 1550"
opgenomen in de Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch
Genootschap van het jaar 1925 (46ste deel). Zie ook naschrift op
blz. 327-340 van de Bijdragen en Mededeelingen van het jaar 1928
(49ste deel).
De opmerking in noot 1 op blz. 80 alsof in het Charterboek gesproken
zou worden van M. P. Gaathye is niet juist, aldaar wordt gesproken
van M. C. Gaathye.
Zie het artikel van Mr. A. Telting in de Vrije Fries Deel VII blz.
74-107 "De Sint Maartens Kerk te Franeker", waarin verschillende
stukken zijn opgenomen geteekend Gaathye.
Franeker Courant 2-12-1932
II.
1555-1578. Mr. Sybrandus Richaeus,
openbaar en bij den Hove van Friesland geadmitteerd notaris
(Priv.boek p. 169), secretaris der stad Franeker van 1555 tot 1578,
in welk laatste jaar hij benoemd werd tot Raad en Procureur-generaal
bij den Hove van Friesland. Hij vertrok toen naar Leeuwarden en
bleef zijn betrekking bij het Hof waarnemen tot 1583.
Sybrandus Richaeus was een warm voorstander der Hervorming. (Zie E.
J. Diest Lorgion, Geschiedenis der Kerkhervorming in Friesland p.
115, de Friesche Volksalmanak 1855, p. 2, 4, 8, 9 en 1858 p. 8.)
Aanvulling. Zie ook blz. 179 J. Reitsma "Honderd jaren uit de
Geschiedenis der Hervorming en der Hervormde kerk" 1876.
In het Archief van de Geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht deel
53, afl. 1 is opgenomen een artikel A. Hallema, De merkwaardige
armenrekening van de stad Franeker over het jaar 1567 (Franeker
Archief no. 129). Deze rekening is geheel van de hand van S.
Richaeus, die de rekening mede onderteekende als armvoogd of
-meester.
In het Archief van de Geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht, deel
56, afl. 1 is opgenomen een artikel A. Hallema "Armenzorg vanwege
Kerk en Staat in de 16de eeuw" waaruit blijkt, dat S. Richaeus één
der vijf armvoogden in 't suyder quartier is geweest.
Zie ook het artikel van Mr. A. Telting in de Vrije Fries Deel VII
blz. 74-107, "De Sint Maartens Kerk te Franeker", waarin
verschillende stukken zijn opgenomen geteekend S. Richaeus.
1578-1580. Wilhelmus Seerps,
openbaar notaris, komt als secretaris van Franeker voor op het jaar
1578 (Franek. Arch. no. 157) en bleef dit waarschijnlijk tot 1580.
1580-1584. Dominicus Richaeus,
was secretaris in 1580, 1581 en 1582 (Fran. Arch. nos. 168, 169.
Charterbk. IV 249 en Priv.boek 17) en zal dit vermoedelijk gebleven
zijn tot 1584.
Aanvulling. Zie de Vrije Fries Deel VII blz. 288 het artikel
van Mr. U. A. Evertsz. Frisiaca.
1584-1625. Paulus Wilhelms van Ghemmenich,
geboren in 1559, zoon van Wilhelm Henricks van Ghemmenich († 16
April 1602) en Anna Paulusdochter Lock († 4 November 1599) was
secretaris van Franeker van 1584 tot 1625 (Charterbk. IV, 532, 657,
Fran. Arch. nos. 7, 9, 199, 235, 382; 611, 673, 741) en genoot als
zóódanig een jaarlijksche gagie van f 50 (Ms. aanteekening, van Dr.
Banga overgenomen). Hij komt met zijn naam en wapen voor in den
gevel van het Raadhuis, 1591, was in 1613 administrateur van het
Proevenhuis; (Fran. Arch. no. 660), volmacht der Vijf Deelen
Binnendijks; (Ald. nos. 376, 413, 481, 656) openbaar en bij den Hove
van Friesland geadmitteerd notaris en gehuwd met Eets, of Eetske
Lentz, of Lens, dochter van Hans Lentz, J. U. Dr. en Eets Jans
Runnia.
Paulus van Ghemmenich en de oud burgemeester Lambertus Anthonis
Staeckmans, die met zijne zuster Evertje van Ghemmenich was
getrouwd, waren de stichters van het bovenbedoeld Proevenhuis,
waarvoor zij den 2den April 1609 een fonds creëerden "ter liefde en
memorie van hun zal. ouders en vrienden." Ter herinnering daaraan
werd in den muur van het Proevenhuis een gedenksteen geplaatst,
waarop stond:
Stadts Provenhuijs
bij die van
Ghemmenich ende Staackmans
gefundeert Anno MDCIX
(Priv. boek p. 218 en v.).
Van Ghemmenich, † 25 Januari 1626 in den ouderdom van 66 jaren en
zijne vrouw 23 December 1643, eveneens op dien leeftijd, liggen in
de St. Martini-kerk op het koor begraven, onder een prachtige zerk,
op de vier hoeken voorzien van de ongeschonden wapens van
Ghemmenich, Lock, Lens of Lentz en Runnia en met het volgend
rondschrift:
A[nn]o 1626 den 25 January sterf den Erentph. Achtb. Paulus van
Ghemmenich, in leve(n) Secr. der Stad Franeker, out 66 jaer. Ao
1643 den 23en Xber. (December) sterf de Eerbare Deughdsame Eets
Lens zijn wijf ende leggen alhier begraven, out 66 jaer.
Eetske Lentz was in 1631 weduwe met onmondige kinderen
(Priv.boek p. 218) en in 1638 buitenmoeder van het Proevenhuis
(Fran. Arch. no. 860).
 Aanvulling. Volgens den heer H. Wenning stelt de 12de persoon in den cordonband aan de oostzijde van het stadhuis te Franeker den secretaris Paulus van Ghemmenich voor.
Zie ook A. Hallema, De Geschiedenis der Martini of Groote Kerk te
Franeker (1931) blz. 238 en 239.
1625-1637. Mr. Wilhelmus of Willem van Ghemmenich,
zoon van den voorgaande, werd 30 Juni 1620 als Lit. Philos. et Juris
Studiosus ingeschreven in het Album der Academie te Franeker en
promoveerde 22 Mei 1637 tot J. U. Dr. Hij was van 1625 tot 1637
secretaris van Franeker (Arch. Slachtedijken; Fran. Arch. nos. 793
en 850). Zijn naam komt voor op de groote- of voorheen kerkklok te
Franeker, van 1629.
In 1637 bedankte hij als secretaris, omdat hij tot advokaat van het
Landschap Friesland was benoemd. Bij resolutie der Staten dier
provincie werd hem als landsadvokaat een tractement van f 600 in het
jaar geaccordeerd. Hij werd door Burgemeesteren en Raad van Franeker
benoemd tot Pensionaris-ordinaris der Stad, was een broeder van Mr.
Jacob van Ghemmenich, die volgt, blijkens een brief, d.d. 7
September 1645 (Fran. Arch. no. 922) en schijnt ongehuwd te zijn
gestorven.
Aanvulling. Zie Inventaris van de archief-collectie van
wijlen Dr. J. Banga blz. 9. Specificatie van de salarissen en kosten
van Wilhelmus Ghemmenich, secretaris van Franeker, ten laste van de
stad over de jaren 1631-1635.
1637-1662. Mr. Jacob van Ghemmenich,
geboren in 1608, zoon van bovengenoemden Paulus en broeder van den
voorgaande, J. U. Dr., advokaat voor den Hove van Friesland, benoemd
tot secretaris van Franeker 24 Juli 1637, welk ambt hij tot zijnen
dood in 1662 bekleedde, was Monster-commissaris der provincie
Friesland, administrateur van het Proevenhuis, (Fran. Arch. nos.
912, 1046, 1131) administreerend kerkvoogd; (Ald. no. 1079)
floreen-ontvanger (Ald. no. 1126) en rentmeester van "het
Stadscorpus" (Ald. no. 1129). Hij was gehuwd met Catharina van
Kingma en stierf 3 October 1662, in den ouderdom van 54 jaren,
terwijl zijne vrouw hem den 25sten Februari 1682 in den dood volgde.
Beide echtelieden zijn in het koor der St. Martini-kerk begraven,
alwaar hun grafschrift luidt:
A[nn]o 1662, den 3den 8bris (October) sterf de Erentph. Achtb.
Heer Jacob van Ghemmenich. J.U.D., int leeven mede
monstercommissaris van de Provincie ende Secretaris der stad
Franeker, oudt 54 jaer ende leit alhier begraven. Den 25 Febr.
1682 sterf Juffrouw Catharina van Kingma, wedu. van de(n) Heer
Jacob van Ghemmenich ende leit alhier begraven.
Aanvulling. De eerste steen van het oude waaggebouw is gelegd
door het zoontje (Paulus) van den stadssecretaris Mr. Jacob van
Ghemmenich (1657). Op den gevelsteen in het waaggebouw staat:
Paulus van Ghemmenich, die lagh,
Als hij sijn elfde jaar insach,
Aan dit gebouw den eersten steen
Tot wight en wacht van het Gemeen.
1662-1679. Mr. Gerhardus Kaldenbach,
J. U. Dr. en advocaat voor den Hove van Friesland, werd 24 November
1649 benoemd tot secretaris der Franeker academie en in het volgend
jaar tot bibliothecaris dierzelfde academie, voor welke betrekking
hij in 1657 bedankte (Vriemoet, 887 en 892); Vroedsman 21 November
1657; volmacht ten Landsdage wegens Franeker in 1660, burgemeester
31 December 1658 tot 19 November 1662, toen hij dit ambt neerlegde
tengevolge zijner benoeming tot secretaris van Franeker, welke
betrekking hij bekleedde tot 1679 (Priv.boek, 250).
Aanvulling. Zie Franeker Burgerboek "Gerardus Kaldenbach j.
u. dr. mede advocaat voor den hove van Friesland en vroedsman dezer
stede, geboortig van Amsem in Gelderland, is tot burger geadmitteert
nadat hij den voorschreven eed hadde gepresenteert Juni 1658.
Zijn zoon Arnoldus Kaldenbach, geboren te Franeker, wordt
genoemd in J. W. Regt, Neerlands Beroemde Personen en was Lector in
de wijsbegeerte te Franeker en stond in 1678 op het drietal voor het
professoraat in die wetenschap, aan de school zijner geboorteplaats.
Bovengenoemde Gerhardus Kaldenbach stortte, ingevolge eene resolutie
der Staten van Friesland, d.d. 2 en 30 Maart 1660, bij de
aanvaarding van zijn secretariaat een som van f 500, waarvoor hij
een obligatie ontving, die bij vervolg op de opvolgende
secretarissen overging. (Fran. Arch. no. 1186).
Kaldenbach was gehuwd met Ida Verhel, die hem overleefde. (Ald.)
A[nne]. H[allema].
Franeker Courant 9-12-1932
III.
1662-1679. Mr. Gerhardus Kaldenbach.
Ter gelegenheid van de benoeming tot secretaris werd voor den
Secretaris eene Instructie vastgesteld, die in het Privilegieboek
van Franeker, p. 251 en aldus werd geregistreerd.
Articulen ende conditiën geconcipiëert ende gemaeckt bij de
Burgemeesteren, Recht ende Raeden der Stede Franeker, nae welke de
Secretaris der voorss. Stadt hem 't allen tijden int bedienen van
zijn Secretaris of te geheijmschrijvers ampt neffens de voornoemde
Raed, sijn meesters, zoowel den jongsten als den oldsten, sampt
ingezetenen ende burgers der voorss. Stadt, soowel den minste als
den meesten, goedwilligh sal gehouden sijn te voegen, rechten ende
draeghen, dat bij sijn Eede, die hij in't aennemen van zijn
officium sal praesteren.
1. Inden eersten sal de Secretaris daegelijx met alle getrouwe
neersticheijt ende vlijt de Secretarije der voorss. Stede met den
aankleve van dien waernemen ende goede opsicht hebben soo wel
doenlijck tot dienste van den Raed, Burgers ende inwoonders, sampt
alle menschen, die hij ambtshalven schuldigh ende gehouden sal sijn
te dienen.
2. De Secretaris sal voor ende nae middaghs der werckendaegen nae
gelegentheijt van saeken tot sijn huijse ofte woonplaats vijnbaer
(vindbaar) sijn, ofte in d'Secretarije op 't Raedhuijs, omme in
d'Secretarije goede ordre te houden ende een ijegelijck aen
expeditie te verhelpen.
3. Item sal de Secretaris op den ordinaris in 't visiteren en
termineren van parnaris in 't visiteren en termineren van partijen
plaijdoijen, dingtalen en processen, als de Stadtsclock luijt,
selffs in persone bij den Raed verschijnen, ofte soo hij in
commissie is, een van sijn geswooren clercquen in sijn plaetse
senden.
4. Oock sal de Secretaris om sonderlinge ende wichtige reedenen in
het aff en opzetten des Magistrats hem niet moeten moijen, veel min
sijn goedbeduncken ten fine voorss, 't zij directelijck oft
indirectelijck, tegens niemant, wien hij mach sijn, seggen oft sulx
openbaeren.
5. Van's gelijcken sal de Secretaris gehouden sijn te holden ofte
bij sijn clercq doen houden, goede notulam ofte rotulam van alle
lopende processen, die bij partijen voor desen gerechte beleijt
mogen werden, en op den selven rolle te teyckenen, mitsdien de
processen onderschrijven bij wie van de postulanten die ontvangen
werden, met de name van de Commissaris ofte Rapporteur, bij wien
eenige processen ofte requesten van parthijen berusten mogen, des
genietende daer voor behoorlijck salaris.
6. De Secretaris sal 't allen tijden gehouden wesen alle executiën
mede helpen doen ende exerceren met eenige gecommitteerden uijt den
Raad, voor 't salaris daartoe staende.
7. Item sal de Secretaris alle akten judicieel, missiven, requesten,
resolutiën ende andere saecken, den Stadt aangaende, ofte emand van
den Raade, gehalden wesen bij geschrifte te stellen ofte door sijn
clercq laeten stellen, sonder daervan eenigh salaris te genieten.
8. Van's gelijeken sal de secretaris gehouden sijn als hij van den
Raed versocht wert, 't sij in't visiteeren van processen ofte
andersins sijn advijse te geven bij sijn Eede, nae sijn beste
wetenschap ende verstant, sonder eenige profijte van consenten,
breucken ende andersins.
9. Sal oock de Secretaris in geen resolutiën zijn stemme mogen
geven, ofte sijn goedbeduncken seggen, meer niet als hem van den
Raed, sijn meesters, affgewaecht wort.
10. Oock sal de Secretaris gehouden sijn binnen ende buijten Landts,
alwaer de stadt te doen mach hebben, van den Raed versocht wesende,
van Stadts wegen allenich, ofte met een à twee uijt den Raede, te
reijsen, ende dat voor al sulck een salaris, als die van den Raede
daegs heeft.
11. Voorts alle arme, miserabile personen, dit 't recht causa Dei
expeditie van justitie gunt, eensgelijcks om Godeswille gehouden
wesen voor den Gerechte hun luijder acten, actitaten ende andersins
te schrijven, doch ingevalle sodaenighe personen in hun recht
geraecken te triumpheren, soo sullen sij gehouden sijn den
Secretaris te salariseren.
12. De Secretaris sal gehouden wesen (sonder eenigh salaris te
genieten) te schrijven, ofte door sijn clercq laten schrijven, al
hetgeen hem die Raed ende Vroedschap belast te schrijven ende de
Stadt aengaen mach, in't Memoriaal, acte-, placcat-, ende
exces-boek, welcke voors. vijer boecken elx bezonder en appart
sullen sijn, en hij buijten costen van de Stadt holden, en 't gene
in gedachte boecken bij den Secretaris door sijn hand authenticeren
ende subscriberen.
13. Item sal de Secretaris gehouden wesen op sijn costen te houden
een recesboeck, inde welcke hij sal moeten perfectelijck opschrijven
alle acten, tusschen partijen voor 't recht vallende soo ordinaris
als extraordinaris, voor het salaris daertoe staende.
14. Gelijck hij oock tot sijn costen een Weese-boeck sal
moeten houden en in denselven schrijven, ofte door sijn clerq doen
schrijven alle inventarissen ende andere saken, de weeskinderen
deser Stede concernerende, voor 't salaris daertoe staende.
15. Alsmede een Sententie-boek, daer in hij alle
interlocutoire en definitive sententiën perfectelijck sal moeten
schrijven, item een registratie- authorisatie- proclamatie-
consignatie- praeferentie- en protocolboeck, om in een ijder
van d' selvige te stellen d' instrumenten, daer in passende, voor
behoorlijck salaris.
16. D' Secretaris ofte clercq sal 't allen tijde de praesiderende
Burgermeester, soo wanneer 't versocht wort, copie ende visie doen
hebben van de contumaciën ende excessen, mits genietende 't salaris
daertoe staende.
17. Item sal de Secretaris gehouden sijn alle jaeren op te schrijven
ofte door zijn clercq doen opschrijven, ter ordonnantie van de
praesiderende Burgermr. in't burgerboeck, ('t welck hij sal moeten
houden), alle burgers ende incomelingen, ende hen luijder
certificatiën te registreren aenstonts achter de naem van den
ingecomen persone, voor 't salaris daer toe staende.
18 D' Secretaris sal niet buijten d' Stadt mogen reijsen en aldaar
een nacht uijt verblijven, zonder consent van den Raed ofte
d'praesiderende Burgermeester, nochte de clercq buijten verlof van
den Secretaris.
19. Item is bij den Raed voorss. voor een eewigh statut gestatueert
ende geordineert, dat van nu voortaen d' secretaris bij sijn leven
lijve sijn staet en ampt met den aankleeff van dien, niet sal mogen
resigneren ende afstaen, 't sij door kranckheijt van sijn persone,
ouderdom, off wat oorsaecke sulx sal mogen wesen ofte gebueren in
ene andere, omme daer uijt te verwachten eenige profijten, giften,
gunsten ofte gaven: dan tot wat tijden hij sulcke resignatie en
afstand geraecken mochte te doen, sal hij gehouden wesen ’t selvige
te resigneren in handen van den voornoemden Raed, ten eijnde het met
sijn annex vrijelijck gedefereert mach werden bij hen luijden aen
een ander persone, die sij alsdan bevinden sullen bequaem te wesen
om de Stadt van 't Secretaiis ampt met sijn aancleve te bedienen.
20. De Secretaris sal alle ordonnantiën, statuten, resolutiën en
placcaten bij den Hove van Friesland en Raed gestatueert, publicatie
vereijschende, des Stadts clock laten luijden en die selvige, sonder
salaris daer aff te verwachten, voor 't Raedhuijs in't openbaer
selfs ofte door sijn clercq publiceren ende vercondigen, tot wat
tijden hem sulck opgeleijt en geordineert sal werden.
21. Gelijck oock de Secretaris ofte sijn clercq ’t allen tijden
gehouden sal wesen, alle reeckeningen deses Stadts-corpus, ontvangh,
ofte rentampt en het geestelijcke comptoire, sampt ordonnantiën,
obligatien, brieven ende instrumenten, met wat naem ofte wat van
qualiteijt die mogen wesen, geïntituleert en tot deese tijt tot
laste van voorss. Stadt geweest hebbende, te stellen en schrijven
sonder eenigh jaerlijx tractament ofte eets daer voor te genieten,
sullende hijer onder d'Arme voogden reeckeninge mede
begrepen sijn.
22. Papier, pennen ende inct sal de Secretaris aen de Stadt, voor
soo veel op ’t Raedhuijs verbesigt wort, moeten leveren geduijrende
sijn bedieninge op sijn eijgen costen.
23. En dewijle hij het Raedhuijs ordinaris en meest is
gebruijekende, sal hij tot menagie van de Stadt alle jaeren sijner
bedieninge op sijn costen mede moeten leveren en verschaften turff
en bequaem brandhout, als men gewoon is geweest te branden, item
kaersen soo veel voor oft op ’t Raedhuijs van nooden sijn, en het
Raedhuis laeten suijveren door de booden. volgens older gewoonte
ende gebruijck.
24. D' Secretaris sal daer te nevens d’Secretarie voorss. sonder
jaerlijcks tractament, off eets van de Stadt, schoon tot desselffs
laste comende ofte tot deese tijt geweest sijnde te praetenderen,
bedienen.
25. Ten eijnde niemant bij den Secretaris ofte sijn clercq in 't
eijschen ende ontvangen van 't salaris geëxactioneert werde, soo
sullen die selvige hun van nu voortaan reguleren nae de salariën van
andere Stadtssecretariën in Frieslandt.
Welche voorss. vijffentwintigh artikelen ofte conditiën, nadat
d'olde Burgermr. Dr. Gerhardus Kaldenbach te vooren gelesen sijn,
hij op d'selvige bij opgedachte Burgermeester en de Raeden tot de
vacante secretarie deser Stede met den aencleve van dien, in plaetse
van Wijlen Mr. Jacob van Ghemmenich, in leven Secretaris alhijer, is
gepromoveert, ende heeft tot nagecomen dies aen handen van d'
gemelde Raed den 19e Novembr. 1662 gepresteerd den solemnelen Eede,
hijer nae volgende.
In kennisse sijn handt neffens de handt van Dr. Nicolao Hindema,
eerste gesworen clercq. (w. g.) G. KALDENBACH. (w. g.) N. HINDEMA,
1662.
Franeker Courant 16-12-1932
IV.
1662-1679. Mr. Gerardus Kaldenbach.
Forma des Eeds van d' Secretaris.
Alsoo ick, Gerhardus Kaldenbach, Utriusque juris Doctor, mede
Advocaet voor den Hove van Friesland ende O1d-Burgermeester deser
Stede Franeker, tot Secretaris der voorss. Stadt vercoren ben, soo
gelove ende sweere ick bij ende voor de Nederlandsche geunieerde
provinciën in 't generael, dese provincie van Friesland in 't
particulier ende besonder voor de Stadt Franeker, tot wederstandt
van alle onse vijanden met haeren aenhangh, op te setten lijff ende
goed, d'Overicheijt van de voorseijde provinciën, als die Generale
Staten, ende Sijn furstelijcke Genade Prins Willem Frederick van
Nassau, etc. mitsgaders de particuliere Staaten van Friesland, het
Hoff provinciael aldaer, ende besonder de Magistraet met de gesworen
Vroedschap deser Steden, elx nae sijn wettelijcke commissie, hou,
trou ende gehoorsaem te sijn, al het gene d'selve Overicheden tot
meeste nut, vorndeel ende beste van de gemene saecken, Landen ende
Steden van Friesland, 't sij Lands regeringe ofte krijgssaecken
nodigh ende raedsaem sullen vinden, voor mij selves trouwelijck te
helpen effectueren, ende d' ingesetenen deser Stadt tot
gehoorsaemheijt, vreede ende eenigheijt te vermaenen, voorts
generael alle mijne raedslaegen tot meeste ruste ende eendracht van
dese provincie, voornaemelijck van dese Stadt te richten, mij in
disputen van de Magistraet niet te vermengen, niet meer als mij
afgevordert wort, goede ende pertinente ordre te stellen ende houden
over processen, item reces-, sententie- ende inventaris-boecken,
sampt weesereeckeningen, ontscheijdingen en diergelijx, mijn
bedieninge raeckende, eens gelijcks oock resolutién, den Magistraet
ende Vroedschap ofte Stadt concernerende, dat die selvige alle
pertinentelijck werden geregistreert. Belove mede des Stadts goed,
soo veel mij vertrout mach worden, tot profijt van de Stadt
getrouwelijck te handelen en mij door geenderleije bate, schaede,
eere, schande, vrundschap, gunst, haet ofte nijt tegens 't gene
voorss. is, bewegen te laeten, oock voor mij selven geenderleije
profijt te soecken, dan soo veel mij rechtelijck volgens mijn
instructie ende de nijeuwe ordonnantie toegelaten is, ende mij nae
inhoud van dien in alles te houden ende te draegen als een goed,
vroom, eerlijck ende vreedsaem Secretaris toebehoort, ende de
secreten ven de caemer niet te openbaeren.
Soo waarlijck help mij Godt Almachtich! (Privilegieboek, p.
251-255).
1679-1690. Simon Petrus de Weijn,
zoon van den oud-burgemeester Cornelis Simons de Weijn, geboren te
Franeker, werd 14 Januari 1661 als philos. et ling. Studiosus
ingeschreven in het album der Franeker academie; 16 Mei 1669 gekozen
tot vroedsman, electeur in 1670, 1672, 1673, 1675 en 1678; benoemd
tot Burgemeester 29 Juli 1679, legde dat ambt neder den 16den
Augustus van dat jaar, toen hij werd aangesteld tot Secretaris van
Franeker, welke laatste betrekking hij bekleedde tot 1690.
1690-1691. Petrus, of Pieter Sijdwint,
benoemd tot Secretaris van Franeker 23 Me l 1690, bleef dit slechts
korten tijd. (Zie Fran. Arch. No. 1186).
Den 4den November 1691, toen hij Franeker scheen verlaten te hebben,
insinueerde hij als oud-secretaris, de heeren Burgemeesteren, om hem
te restitueeren een zak met f 500 aan schellingen, dien hij op hun
last den 17den October bevorens op het Raadhuis verzegeld, onder hen
had geconsigneerd. (Fran. Arch. No. 1421).
1691-1709. Julius van Jeltinga,
was 18 October 1691 secretaris van Franeker (Zie Fran. Arch. No.
1186) en werd vermoedelijk den 7den Maart van dat jaar benoemd. Den
4den Januari 1709 werd hij op zijn verzoek ontslagen.
1709-1712. Bernardus Nording,
zoon van Dr. Curtius Nording, werd benoemd tot Secretaris van
Franeker, 27 April 1709 en bleef dit tot zijnen dood (vóór 8 Juni
1712). Hij was gehuwd met Josina Laquaerdt, die hem overleefde.
(Fran. Arch. No. 1186).
1712-1753. Jacobus Scheltema,
was reeds Secretaris van Franeker 8 Juni 1712. (Zie Fran. Arch. no.
1186).
Titia Bogarda, weduwe van Suffridus Westerhuis, legateerde aan hem,
haren neef, het door hem bewoonde huis, ten westen van het
Martena-huis te Franeker, met oranjerie en tuin. (De Vrije Fries dl.
I p. 157).
Den 3den December 1753 verzocht hij zijn ambt te mogen overdragen
aan zijn neef Cornelis Scheltema, welk verzoek werd geaccordeerd,
mits dat de nieuw benoemde secretaris aan het Geestelijk Comptoir
zou betalen f 125 en aan het Stads Comptoir f 600. Jacobus Scheltema
stierf 14 October 1761 en ligt in de St. Martini-kerk begraven, waar
zijn grafschrift luidt:
1761. Den 14 October is in den Heere gerust.... Jacobus
Scheltema, old-secretaris der Stede Franeker, voogd van 't
Claarcampster weeshuis en van de St. Martinikerk te Franeker, oud
76 jaar en leit alhier begraven.
1753-1790. Mr. Cornelis Scheltema,
zoon van den oud-burgemeester Paulus Scheltema en Sjoukje Everts
Beduin, werd tot secretaris van Franeker benoemd 3 December 1753
(Zie hiervóór). Hij bekleedde deze betrekking tot 28 October 1790,
was J. U. Dr. en gehuwd met Hiltje Altena.
Cornelis Scheltema stierf 16 Augustus 1801 en ligt in de St.
Martini-kerk te Franeker begraven, alwaar zijn grafschrift luidt:
Den 16 Aug. 1801 stierf Mr. Cornelis Paulusz. Scheltema, in leven
secretaris der Stede, oud 75 jaar en 41½ maand.
Aanvulling. Sjoukje Everts Beduin was ook een
burgemeestersdochter van Franeker.
Hiltje Altena was een dochter van Nikolaas Altena, predikant te
Langweer en van Lutske Ennema, beiden ook afkomstig van aanzienlijke
familiën te Franeker.
11 Juli 1750 verschenen bij Jacob Brouwer te Franeker:
Bruilofsgedichten voor Dr. Corn. Scheltema en Hiltje Altena, van
Joh. Habbema, R. D. Heimans, med. stud. en J. Haitsma (zie Stads- en
Dorpskroniek van Friesland I van Dr. G. A. Wumkes.)
Zij hadden zes kinderen t.w. Paulus, die met gelukkigen
uitslag de landbouwkunde beoefende en wiens geschriften ook
meermalen de eer der bekroning met goud en zilver wegdroegen, Nicolaas,
eerst Vendu-meester te Franeker en daarna Procureur-Generaal, Sjoukje,
Lucia, Jacobus (vroeg gestorven) en Mr. Jacobus,
eerst boedgoedsontvanger te Franeker en daarna in verschillende
functies werkzaam, verder letterkundige en geschiedschrijver, was
gehuwd met zijn nicht Pietje Ennema, dochter van Johannes Ennema,
burgemeester te Franeker en Cornelia Eijdsma.
Het geslacht der Scheltema's was vrij zeker van Vlaamsche afkomst;
omstreeks 1720 heeft men den naam van Scheltema aangenomen naar één
door hen toenmaals bewoonde state bij Boxum.
Naast het ambt van stadssecretaris had Mr. Cornelis Scheltema, als
advocaat, een uitgebreide praktijk.
Zie verder "Het leven en de letterkundige verrichtingen van den
gechiedschrijver Mr. Jacobus Scheltema, beschreven door P.
Scheltema, Amsterdam G. Portielje 1849.
1790-1795. Johan Frederik Maurits Herbell,
geboren te Rees bij Wezel in de Rijnprovincie in 1752, studeerde te
Duisburg en later te Franeker, alwaar hij in 1761 als Lit. Hum.
Studiosus werd ingeschreven. Hij onderscheidde zich zoozeer, dat in
1770 aan hem de last werd opgedragen, om het Franeker handschrift
van Horatius met de bestaande uitgaven te vergelijken. Daarna zag
hij zich geplaatst als gouverneur bij den zoon van den baron thoe
Schwartzenberg en Hohenlandsberg te Beetgum, die zich sedert eenigen
tijd bezig hield met het verzamelen en uitgeven der Plakkaten en
Charters van Friesland, waarin hij door Tholen en A. Heringa
geholpen werd. Na den dood van eerstgenoemde verleende Herbell
zijnen bijstand, en toen ook de baron overleden was, ontvingen
Herbell en eenige andere bekwame mannen den last, hun door
Gedeputeerde Staten opgedragen, om de uitgave der Friesche Charters
voort te zetten. Hij gaf hieraan gevolg, zoodat in 1793 een 5de deel
van het "Groot Plakaat- en Charterboek van Friesland" verscheen,
waarin alle staatsstukken van 1602 tot 1686 opgenomen zijn, met
aanteekeningen van Herbell verrijkt.
Voorts heeft deze geleerde een groot aantal geschriften van den
uitstekenden hoogleeraar Petrus Camper in het Hoogduitsch vertaald.
Herbell werd vervolgens ontvanger der floreenen in het dorp Engelum,
den 27sten November 1790 benoemd tot secretaris van Franeker uit
welke betrekking hij, tengevolge der staatsomwenteling in 1795 werd
ontslagen. Daarna wijdde hij zich ambteloos aan zijne geliefkoosde
studiën, werd in 1802 Secretaris van Sneek en in 1811 voorzitter van
de rechtbank van eersten aanleg aldaar. Hier was hij op eene
loffelijke wijze werkzaam tot aan zijn overlijden, te Sneek den
25sten Januari 1819.
Aanvulling. Zie artikel van Prof. Brugmans in Nieuw
Nederlandsch Biografisch Woordenboek Deel II bldz. 726.
Levensschets van de hand van H. Amersfoordt in Algem. Konst en
Letterbode 1819, no. 37.
Visser en Amersfoordt's Archief voor Vaderlandsche en inzonderheid
Vriesche Geschiedenis, oudheid- en Taalkunde. Inleiding.
Janko Douwama's Geschriften, Inleiding, 25 vlg. De Vrije Fries VII,
324 vlg. W. Eekhoff Geschiedenis en samenstelling en uitgave van het
Groot Plakkaat- en Charterboek v. Friesland. J. van Leeuwen,
Alphabetisch Register of Algemeen Repertorium op het Groot Plakkaat-
en Charterboek 1857. Inleiding.
Mej. R. Visscher, Catalogus der Stedelijke bibliotheek van
Leeuwarden (1932) bldz. 212 en 263, waaruit blijkt, dat een
catalogus van de nagelaten bibliotheek van J. F. M. Herbell, 1819
zich in het Stedelijk archief te Leeuwarden bevindt.
In het Friesch museum bevindt zich een teekening van Oost. Ind.
inkt, voorstellende secretaris Herbell, ten voeten uit, rechts, in
de linkerhand een stok en in de rechterhand een steek.
Ik heb dezer dagen in een particulier familie-archief, berustende
ten huize van den heer H. A. M. Swellengrebel, Huize "De Molen" te
Oudenbosch, een aantal brieven van Mr. Herbell gevonden, betreffende
koloniale aangelegenheden, die een nadere bestudeering verdienen.
T.z.t. hoop ik daarop terug te komen. A[nne]. H[allema].
Franeker Courant 13-1-1933
V.
1795-1799. Mr. Cornelis Scheltema,
hiervoor genoemd werd den 12den Februari 1795 weder in zijne vorige
,betrekking hersteld en ontving den 8sten Juli 1799 op zijn verzoek
eervol ontslag als secretaris.
1799-1811. Mr. Isaac Telting,
geboren te Steenwijk 7 April 1776, zoon van Albartus Telting en
Tettje Scheltema, werd tot Secretaris van Franeker benoemd 29 Juli
1799. In 1808 werd hij tot stadsrentmeester aangesteld op een
tractement van f 150.
Toen in 1810 Holland bij het Fransche Keizerrijk werd ingelijfd, nam
hij den 16den Juni 1811 zijn ontslag als secretaris en werd
dienzelfden dag door den Maire van Franeker benoemd tot Griffier
aldaar. De Municipale Raad kon zich met dit benoemingsrecht niet
best vereenigen en schijnt daartegen geprotesteerd te hebben, echter
zonder succes.
Telting was den 15den October 1802 aangesteld tot notaris te
Franeker, huwde Maria Allardi, werd 6 October 1827 benoemd tot lid
van den Raad en 21 December 1843 tot Wethouder. Hij stierf 1
November 1846 en ligt te Firdgum begraven.
Zooals ik hiervoor bij Mr. Gerhardus Kaldenbach reeds heb gezegd,
ging zekere obligatie van f 500 steeds bij vervolg op nieuwe
secretarissen over. Zoo was deze obligatie den sden Augustus 1799
bij cessie ook overgegaan op den nieuwen Secretaris Telting. Na zijn
ontslag in 1811 schijnt er vooreerst geen opvolger te zijn benoemd
en bleef dus de rentelooze obligatie in het bezit van den afgeganen
titularis. Op grond van dit ambtsbezwaar, verzocht hij den lsten
Januari 1816, aan Burgemeesteren en Raad, om in zijn ambt van
Secretaris te worden hersteld. Bij een rekwest van 28 Februari
deszelfden jaars, wendde hij zich opnieuw tot den Raad, verzoekende
dat, vermits een ander als secretaris was aangesteld, deze gelast
zoude worden de obligatie over te nemen, of dat die op eenige andere
wijze moge worden gemortificeerd. Burgemeesteren vroegen daarop aan
den Gouverneur, hoe met dit ambtsbezwaar te handelen? Op advies van
Gedeputeerde Staten van 29 April 1816 werd het bezwaar opgeheven,
door aan den oud-secretaris Telting den 2den September 1817 uit de
stadskas f 500 te betalen. (Fran. Arch. no. 1186.)
Aanvulling. Zijn eerste echtgenoote Maria Allardi was een professorsdochter. Den
6en October 1811 hertrouwde hij te Franeker met Clasina Martina de
Crane, eenigste dochter van Prof. J. W. de Crane. Zie D. Cannegieter
"Geschiedenis van het Martenahuis te Franeker, 1895.
Zie over Mr. Is. Telting als voogd van het Klaarkampster Weeshuis
mijn Geschiedenis van dit weeshuis en over denzelfden als kerkvoogd
mijn nader in dit blad verschijnende Gesch. der Martini of Groote
Kerk te Franeker. A[nne]. H[allema].
1814-1832. Mr. Petrus Johannes Romar,
J. U. Dr., tot secretaris aangesteld bij besluit van Commissarissen
Generaal den 8sten Januari 1814 en later bij Koninklijk besluit van
6 Maart 1824.
Hij was misschien een zoon van Paulus Hyacynthius Romar, die den
23sten September 1787 tengevolge der toenmalige staatkundige
woelingen, de vlucht nam en een broeder van Otto Johannes Romar,
geboren te Franeker 21 April 1778 en † als gepensioneerd kolonel
enz. in 1834.
De secretaris Romar stierf 13 September 1832.
Aanvulling. Mr. Petrus Johannes Romar werd te Franeker
geboren, den 14en November 1783 als zoon van Jan Romar en van Sipkje
Ulbes Waardenburg.
Zijn grootvader Pierre Jean Baptiste Reyze de Romar was uit een
aanzienlijk Fransch geslacht gesproten en verliet, om onbekende
redenen, zijn vaderland in het jaar 1734 en liet zich als burger aan
Franekers hoogesehool inschrijven en vestigde zich aldaar als
boekverkooper en onderwijzer in de Fransche taal.
Volgens het Franeker Burgerboek is Pierre Jean Baptiste Reyse de
Romar mede als burger geadmitteert, nadat de eed daartoe staande in
handen van den heer B. Wellens hadde gepasseerd. Actum 17 October
1740. Hij overleed te Franeker in 1762 en op 8 Juni van dat jaar
werd door den secretaris der Franeker Hoogeschool, P. R. Brouwer de
bibliotheek van wijlen Petrus Romar, boekverkooper aldaar, verkocht
(Dr. G. A. Wumkes "Stads- en Dorpskroniek van Friesland deel I).
Hij liet zes kinderen na, o.a.: Dionysius Romar, oud 73
jaren, te Franeker overleden 10 April 1814, was boekverkooper. Paulus
Romar, oud 51 jaren, te Franeker overleden 4 Aug. 1796, gehuwd
met Sjoukje Ottes Salverda (zie Wumkes, Stads- en Dorpskroniek van
Friesland). Anna Clara Romar, oud 78 jaren, te Franeker
overleden 2 Februari 1826, gehuwd met Pieter Sijsverda, koopman en
vroedsman te Franeker. Jan Romar, was de jongste der
kinderen, werd na den dood van zijn vader opgenomen in het
Klaarkampster Weeshuis, en opgeleid tot heelmeester en vestigde zich
als zoodanig eerst te IJlst en daarna te Franeker, alwaar hij de
achting en het vertrouwen won zijner mede-ingezetenen. Hij was
gehuwd met Sipkje Ulbes Waardenburg en had twee kinderen, Petrus
Johannes en een dochter. Hij overleed in 1791, toen zijn zoon Petrus
Johannes acht jaren oud was. Deze werd opgenomen in het
Klaarkampster Weeshuis en bezocht de latijnsche scholen. In 1799
verliet hij het weeshuis en werden de kosten voor zijn studiën
hoofdzakelijk gedragen door de familie. In 1800 werd hij tot de
hooge school toegelaten en studeerde oude en nieuwe talen en
wijsbegeerte. Hij verkreeg eene geldelijke toelage op aanbeveling
van curatoren der hoogeschool en van het stedelijk bestuur.
26 April 1805 werd hij tijdelijk belast met de waarneming van het
conrectoraat der latijnsche scholen alhier, welke benoeming het
volgend jaar (1806) in een vaste aanstelling werd omgezet. Hij
genoot als zoodanig een jaarwedde van f 450.
Als gevolg van den achteruitgang van de hoogeschool rieden de
hoogleeraren hem aan zich toe te leggen op de beoefening van de
rechtsgeleerdheid en promoveerde hij mitsdien 18 December 1811, na
verdediging van eenige korte stellingen, tot doctor in de rechten.
Bij Keizerlijk decreet van 5 Maart 1812 werd hij benoemd tot
griffier van het vredegerecht, kanton Akkrum, en vestigde hij zich
in Mei 1812 metterwoon te Joure.
In 1814 werd hij tijdelijk benoemd tot secretaris van Franeker,
welke tijdelijke aanstelling is omgezet in eene vaste aanstelling;
hij bleef dit ambt waarnemen tot zijn dood 13 September 1832.
Bij K. B. van 30 November 1820 werd hij benoemd tot lid van de
provinciale commissie voor onderwijs in Friesland en tot
schoolopziener in het negende district en in 1829 belast met het
secretariaat dezer commissie. Hij was ook bestuurder van de
maatschappij tot nut van 't algemeen en heeft alszoodanig
verschillende voorlezingen gehouden o.m.: Over de voordeelen van de
gezelligheid. Van de verandering in uitwendige omstandigheden op de
wending in het menschelijk karakter. De waarde van het menschelijke
leven. De liefdadige gezelschappen der Atheners, en derzelver
weldadigen invloed. Aanspraak der Scythische gezanten aan Alexander
den Grooten. De Granida van Hooft. Sicco van Goslinga.
12 Juli 1820 trad hij te Franeker in het huwelijk met Trijntje
Pieters Felsen. die 26 Februari 1821 aldaar overleed. Op 4 Mei 1825
trad hij opnieuw in het huwelijk met Hillegonda Catharina Schippers,
oud 29 jaren, geboren te Leeuwarden en wonende te Franeker. Uit dit
huwelijk werden vier kinderen geboren.
Petrus Johannes Baptista, geb. 4 Maart 1826, overl. 26 Juni 1926.
Jacoba Margaretha, geb. 12 Maart 1829.
Sipkje Wilhelmina, geb. 2 April 1831.
Anna Clara, geb. 2 April 1831.
Van jongsaf zwak van lichaam had hij een wankele gezondheid, maar
een opgeruimd gemoed en veel arbeidslust.
Na eene ongesteldheid van enkele maanden overleed bij 13 September
1832 - door velen geliefd. Twee jaar na zijn overlijden hebben de
gezamenlijke onderwijzers in het district uit achting een steen met
opschrift op zijn graf laten plaatsen.
Zie levensschets van de hand van Mr. H. A. Evertsz in de Nieuwe
Bijdragen voor cnderwijs en opvoeding 1834/35.
Zie over Jan Romar in het Klaarkampster Weeshuis en zijn bijzondere
opleiding tot chirurgijn mijn Geschiedenis van dit gesticht, blz.
117 en 146. A[anne]. H[allema].
1832-1843. Mr. Albartus Telting,
geboren te Franeker 11 October 1803, zoon van Isaäc Telting
voornoemd, studeerde te Groningen en promoveerde aldaar tot doctor
in de rechten. In 1826 vestigde hij zich als advokaat te Leeuwarden,
waar hij tot de ijverigste leden behoorde van het dichtkundig
genootschap "Constanter" en van het Friesch Genootschap van
Geschied-, Oudheid- en Taalkunde, van welk laatste hij tot 1841 het
secretariaat waarnam. Nadat hij in 1830 als luitenant bij de
schutterij den Tiendaagschen Veldtocht had bijgewoond, werd hij, bij
Koninklijk besluit van 19 December 1832, no. 7, benoemd tot
secretaris van Franeker, was voogd van het Claerkampster-weeshuis
van 1843 tot 1848 lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en zag
zich vervolgens benoemd tot kantonrechter van Harlingen, tengevolge
waarvan hij met ingang van 21 December van dat jaar, eervol werd
ontslagen als secretaris van Franeker. Hij maakte zich
verdienstelijk door talrijke geschied-, letterkundige en
oudheidkundige bijdragen, die opgenoemd zijn achter zijn
levensbericht door Mr. F. de Greve, in de Handelingen van de
Maatschappij der Ned. Letterkunde van 1864.
Door aankoop was hij in 1834 eigenaar geworden van het Martena-huis
te Franeker, dat hij, na daaraan de noodige herstellingen te hebben
laten aanbrengen, ging bewonen met zijne echtgenoote Anna Cornelia
Henriëtte Huguenin, geboren te Wolvega 7 April 1807, met wie hij den
lsten Mei 1829 in den echt was verbonden. Hij stierf den 17den
September 1863, terwijl zijne huisvrouw hem den 15den Februari 1885
in den dood volgde. [Beider stoffelijk overschot werd bijgezet in
den grafkelder van Martena-huis, in de St. Martinikerk te Franeker.
Hiervan heb ik bij nader onderzoek en navraag geen bewijs kunnen
verkrijgen, zoodat desbetreffende inlichtingen mij eventueel zeer
welkom zullen zijn. Hallema.]
Aanvulling. Zie F. de Greve in
Levensberichten Letterkunde 1864 met volledige bibliografie.
Zie artikel van de hand van den heer Van Kuyk in het Nieuw
Nederlandsch Biografisch Woordenboek, deel II.
Zie Dr. G. A. Wumkes, Bodders yn de Fryske Striid - Boalsert,
Osinga, 1926, bldz. 123, 262, 363, 428-444, 451, 460, 505, 544.
Zie D. Cannegieter, Geschiedenis van het Martenahuis te Franeker en
zijne bewoners, Franeker Telenga 1895.
Zie D. Cannegieter, Register van stukken behoorende tot het archief
van het Waterschap der Vijfdeelen Zeedijken Binnendijks, Franeker,
Telenga 1903.
Mr. A. Telting is van 1835-1845 Rijksgedeputeerde voor de Vijfdeelen
Zeedijken Buitendijks geweest en van 1849-1863
Rijksgedeputeerde voor de Vijfdeelen Zeedijken Binnendijks.
Over Mr. Albertus Telting en zijn belangrijk aandeel in de
bevordering der Klaarkampster weeshuisbelangen vergelijke men mijn
Geschiedenis van dit gesticht (passim). H[allema].
Franeker Courant 17-1-1933
VI.
1844-1845. Mr. Pieter Fontein,
J. U. Dr., zoon van Agge Fontein en Catharina Stinstra, benoemd tot
secretaris van Franeker, bij Koninklijk besluit van 20 Februari
1844, no. 103, in den Raad beëedigd 16 Maart 1844, Hij stierf reeds
den 30sten Maart 1845.
Aanvulling. Mr. Pieter Fontein werd geboren te Franeker 7
December 1816 als zoon van Agge Fontein, vrederechter in het kanton
Franeker en van Catharina Stinstra. Hij overleed oud 28 jaren,
ongehuwd te Franeker, 30 Maart 1845.
Zie J. W. Regt, Neerlands Beroemde Personen naar hunne
geboorteplaatsen 1868, blz. 394. Hier wordt abusievelijk gesproken
van Petrus en wordt hij gekenschetst "als een vlijtig beoefenaar der
oude letteren."
1845-1875. Mr. Frans. Hendrik Burghgraef,
doctor in de letteren, geboren 13 September 1800, tot Secretaris van
Franeker benoemd bij Koninklijk besluit van 19 Juni 1845, huwde 14
Februari 1828 Hermanna Maria Nauta, geboren 14 Juni 1805 en werd als
secretaris eervol ontslagen 1 April 1875, met een pensioen van f
800. Hij stierf te Franeker 12 November 1876 en zijne vrouw, mede
aldaar den 4den April 1873.
Aanvulling. Frans Hendrik Burghgraef werd 13 Sept. 1800 te
Workum geboren als zoon van Frans Burghgraef, werkzaam bij den
dienst van de rijksbelastingen en van Elisabeth Bruinsma. Hij huwde
te Franeker 14 Februari 1828 met Hermanna Maria Nauta, geboren te
Franeker 14 Juni 1805 als dochter van Rudolf Oosterbroek Nauta,
advocaat en later secretaris van Aengwirden, en van Rachel Johanna
Cannegieter. Uit het huwelijk van F. H. Burghgraef en H. M. Nauta
werden 10 kinderen geboren (5 jongens en 5 meisjes).
In 1828 was F. H. Burghgraef conrector aan de Latijnsche scholen
alhier.
Burghgraef werd tot secretaris benoemd bij K. B. van 19 Juni 1845,
no. 55 en in den Raad beëedigd 23 Juli 1845. Hij werd door den
gemeenteraad tot secretaris benoemd 18 October 1851, als gevolg van
het in werking treden van de gemeentewet.
Zie Genealogie van het geslacht Cannegieter, verzameld door D.
Cannegieter te Tzum, gedrukt bij Joh. Enschede en Zonen te Haarlem
1884, bldz. 7, 13, 14, 54 en 61.
1875-1886. Sijmon Lonneman,
zoon van Dr. R. Lonneman te Franeker, werd den 16den Maart 1875
benoemd en den 14den April daaraanvolgende beëedigd en geïnstalleerd
als secretaris van Franeker. Met ingang van 1 Januari 1886 werd hij
uit die betrekking eervol ontslagen en vestigde zich daarna als
steenfabrikant te Leeuwarden.
Aanvulling. Sijmon Lonneman werd geboren te Franeker, 14 Mei
1850, als zoon van Richolt Lonneman, medicinae doctor en van
Hendrika Schiere.
Richolt Lonneman werd te Harlingen geboren 8 November 1821 als zoon
van Jan Volkerts Lonneman, apotheker en van Geertje Oosterbaan. Hij
is te Franeker overleden 19 April 1896 en was eerst , gehuwd met
Hendrika Schiere en daarna met Susanna Gesina Sophia Godin.
Met den heer S. Lonneman stond op de aanbeveling H. M. Fontein,
secretaris van Beverwijk. De heer Lonneman werd bij loting gekozen.
Hij was toen werkaam te Kollum.
In de raadsvergadering van 29 November 1885, bij zijn aftreden, werd
secretaris Lonneman hartelijk toegesproken door den burgemeester Mr.
A. Ferf. Reeds in de raadsvergadering van 26 Januari 1886 werd de
heer Lonneman tot lid van den Raad der gemeente Franeker toegelaten
en alszoodanig beëedigd en kwam hij in de plaats van Jhr. J. van
Beijma. Hij is tot het voorjaar van 1888 lid van den Raad gebleven,
toen werd hij opgevolgd door J. Cuperus. Als zijn beroep staat
aangegeven steenfabrikant. Hij vestigde zich nadien te Leeuwarden.
1886-1890. Johannes Albertus Zaalberg,
benoemd tot secretaris den 19den November 1885, trad den 2den
Januari 1886 in dienst en werd, tengevolge zijner benoeming tot
secretaris van Zaandam den 21sten Juni 1890, met ingang van den
1sten Augustus daaraanvolgende, eervol ontslagen.
Aanvulling. In de raadsvergadering van 19 November 1885 -
onder burgemeester mr. A. Ferf - werd met ingang van 2 Januari 1886
benoemd tot secretaris der gemeente Franeker, J. A. Zaalberg,
geboren te Amsterdam, 10 Novemoer 1858, commies ter secretarie van
Alphen a. d. Rijn, op een wedde van f 1000. Hij verkreeg zes
stemmen, terwijl vijf stemmen werden uitgebracht op nummer twee van
de aanbeveling, t.w. de heer H. J. Pot, secretaris van Medemblik,
één stem werd blanco uitgebracht.
De naar Zaandam vertrekkende secretaris Zaalberg werd in de
raadsvergadering van 25 Juli 1890 hartelijk toegesproken door den
Burgemeester Mr. Wichers Wierdsma en de leden van den Raad J. Dirks
en J. Cuperus.
1890-1922. Hendrik Velding,
werd den 21sten Juni 1890 benoemd tot secretaris en trad den 7den
Augustus van dat jaar in functie.
Aanvulling. Hendrik Velding werd 22 April 1860 te Oudwoude
geboren als zoon van Jacob Cornelis Velding, jachtopziener en van
Fettje Alberts Berghuis. Hij huwde te Franeker met Roelofje
Veenstra, geboren te Zweins, 23 December 1865.
De heer Velding was van 22 April 1878 tot en met 31 Juli 1882 klerk
ter gemeentesecretarie van Kollumerland en Nieuw-Kruisland en
ontving aldaar zijn opleiding bij den secretaris Hoogeboom. Bij
besluit van Burgemeester en Wethouders van Franeker van 15 Juli 1882
werd hij met ingang van 1 Augustus 1882 tot ambtenaar ter secretarie
van Franeker benoemd. In de raadsvergadering van 21 Juni 1890 werd
hij met algemeene stemmen, ingaande 1 Augustus 1890, benoemd tot
gemeente-secretaris. Met hem stond op de aanbeveling H. M. Tromp,
eveneens ambtenaar ter secretarie te Franeker. Hij bekwam
overeenkomstig eigen verzoek eervol ontslag met ingang van 2 Januari
1922, nadat hem reeds tevoren een ziekteverlof was verleend van 15
maanden.
De heer Velding is vanaf 1 Januari 1894 tot en met 15 Maart 1922
tevens directeur-boekhouder bij de gemeentereiniging geweest en van
1 Januari 1913 tot en met 15 Mei 1918 verslaggever van het
verhandelde in den gemeenteraad van Franeker.
In 1898 werd hij benoemd tot lid van het Hoofdbestuur van den
Nederlandschen Bond van Gemeente-Ambtenaren in de plaats van den
heer Dalman en heeft alszoodanig zitting gehad tot eind 1920 (zie
weekblad van dien Bond de 26ste jaargang no. 1338, 17 Maart 1927).
Hij was jarenlang lid van de examencommissie, ingesteld door de
Vereeniging van Gemeentebelangen.
Het secretaris- en ontvangerschap van het Sjaardemaleen en het
directeurschap van het Friesche begrafenisfonds, alhier gevestigd,
werden door hem uitgeoefend. Eenige jaren was hij volmacht van 't
waterschap Der Vijf deelen Zeedijken Binnendijks en lange jaren
voorzitter van de afdeeling Franeker en Franekeradeel van de
Friesche Maatschappij van Landbouw en ten slotte lid van het
Draverijcomité, afdeeling Friesland, van de Nederlandsche
Harddraverij- en Renvereeniging.
Een man, die zich op velerlei gebied bewoog, veel energie aan den
dag legde, en waarvan groote invloed uitging.
Na een langdurig lijden is hij te Franeker gestorven 6 Maart 1927 en
aldaar begraven. (Zie Franeker Courant van 8 Maart 1927.)
Notaris Velding te Joure en A. Velding, gemeente- en particulier
architect te Buitenpost, waren broeders van secretaris H. Velding.
1922-1923. Geert Wisman,
geboren te Emmen, 14 October 1888, gehuwd met Hendrika Lankhorst,
was voor zijn benoeming tot secretaris van Franeker, werkzaam als
hoofdcommies ter secretarie der gemeente Vlagtwedde te Sellingen.
De heer Wisman werd in de raadsvergadering van 30 Maart 1922
benoemd, trad in functie 1 Mei 1922 en werd in de raadsvergadering
van 2 Mei 1922 beëedigd en toegesproken door den burgemeester mr. L.
K. Okma.
Bij Koninklijk besluit werd secretaris Cf. Wisman benoemd tot
burgemeester van Nieuwe Schans en verkreeg in de raadsvergadering
van 27 September 1923 eervol ontslag als secretaris, ingaande 1
October 1923.
De heer Wisman was tevens bezoldigd ambtenaar van den burgerlijke
stand en administrateur van het woningbedrijf.
>> begin
|
|