>> HOMEpage

Aankopen uit de Bibliotheca Oizeliana
t.b.v. UB Franeker, 1688

Bron: Bibliotheca Oizeliana sive catalogus elegantium librorum Hebraicorum, Graecorum, Latinorum, ... quos ... collegit ... Jacobus Oiselius ... Horum auctio habebitur Groningae in aedibus defuncti a.d. 1/11 Maji 1688. - Lugduni Batavorum, apud Jacobum Hackium, 1687
[2], 268, 376 p.; in-8 - Tresoar: A 1032a. Met aant. der prijzen.
Heruitgaven:
• Bibliotheca Oizeliana, sive Catalogus elegantius librorum ... Lugduni Batavorum, apud Petrum van der Aa, 1692.
• Thesaurus nitidissmus Oizelianus elegantium librorum Hebraicorum, Graecorum, Latinorum, quavis denique disciplina & lingua, quos magna labore ac sumptu colligit vir nobilissimus ac consultissimus Jacobis Oiselius ... Lugduni Batavorum, apud Balduinum van der Aa, bibliopolam è regione Academia, 1698

M.H.H. Engels, april 2015

Jacques Oisel (1631-1686) was te Groningen hoogleraar in de rechten. Hij had een enorme bibliotheek bijeengebracht van bijna 12000 boeken op allerlei wetenschapsgebieden. De veiling vond plaats in het huis van de overledene.
Voor de ligging van het huis vgl. Groninger archieven, toegang 516 (familie-archief Gockinga) inv.nr. 52: akte van verkoop door Jurjen Bultingh en zijn kinderen aan prof. Jacobus Oiselius van een huis met erf en een 'vrije ganck ter sijde, op de haven tegenover de krane' (te Groningen), 1685.
Zie de stadsplattegrond van Haubois uit 1634: de kraan, bij de rode pijl, was nabij de Jatbrug, in de huidige Noorderhaven, geplaatst volgens een raadsbesluit van 28 december 1624. In deze zeehaven via het Reitdiep legden de beurtschepen naar Amsterdam, Hamburg en Bremen aan. >>

Uit het "Biographisch woordenboek der Nederlanden" van A.J. van der Aa:
OESEL, Oezel, Ousel, Ouzel, Oisel, Oiselius, Loisel (Jacob) afstammeling van het aanzienlijk geslacht van dien naam, dat ten tijde van den Bartholomeus-moord Frankrijk verliet, zich in Vlaanderen vestigde, vandaar, om Alva's vervolgingen te ontgaan, naar Leijden week en er een lakenfabriek oprigtte, zoon van Philips Oesel en Maria le Noir, werd 4 Mei 1631 geboren. Zijn vader bestemde hem voor den koophandel en zond hem naar Holland, waar hij te Haarlem, Leijden en Amsterdam zich op dit vak toelegde. Hij had echter zooveel begeerte tot de studie, dat hij van de lessen der Hoogleeraren, op de plaats waar hij zich bevond, gebruik maakte, tot dat zijn vader hem verlof gaf zich er geheel aan te wijden. In 1650 begaf hij zich naar Leijden, waar hij het onderwijs van Salmasius, Heynsius en Boxhornius genoot. Hier maakte hij zulke vorderingen dat hij reeds op een-en-twintigjarigen leeftijd eene goede editie van Minutius Felix kon bezorgen. Van Leijden ging hij naar Utrecht, waar hij in de regtsgeleerdheid studeerde, die hij vervolgens te Leijden vervolgde tot dat hij in 1654 aldaar den graad van doctor verwierf. Nu deed hij een wetenschappelijke reis door Engeland en Frankrijk en wenschte ook Italië te bezoeken; doch daar er de pest heerschte, keerde hij te Genève naar Frankrijk en vervolgens in 1657 naar Holland terug. Hier hield hij zich zoo te Utrecht, Leijden als 's Hage met letterkundigen arbeid bezig, o.a. met de uitgave der Institutiones van Cajus. Men beschuldigt hem dat hij zoo voor zijn Minutius Felix als voor Cajus van den arbeid van anderen gebruik zou gemaakt hebben en dat de noten van Oesel op den laatste uit den commentarius van Hier. Aleander op Cajus, in 1600 te Venetië gedrukt, zouden getrokken zijn. In 1667 werd Oesel hoogleeraar in de regten te Groningen, en bekleedde dit ambt tot den 20 Junij 1686, toen hij in den ouderdom van 55 jaren stierf. Hij was nimmer gehuwd geweest. Zijn lijk werd in de akademiekerk begraven. J. Mensinga hield eene lijkrede op hem.
Hij schreef en gaf in het licht:
- M. Minutii Felicis Octavius, cum integris omnium notis ac commentariis, novaque recensione Jacobi Ouzeli, cujus et accedunt animadversiones. Accedit praeterea liber Julii Firmici Materni V.C. de errore profanarum religionum L.B. 1652 4, 1672 8.
- Disputatio inauguralis, de Obligatione, L.B. 1654 4.
- Caiï, antiquissimi Jurisconsulti, Institutionum fragmenta, cum notis perpetuis. Accedit insuper Aniani Epitome L.B. 1658 8.
- I.A. Gellii Noctes atticae, cum Antonii Thysii, Ouzeli et variorum Commentariis L.B. 1666 8. Jac. Gronovius heeft dien Commentarius streng beoordeeld en teregt berispt.
- Thesaurns selectorum Numismatum antiquorum à Julio Caesare ad Constantinum Magnum cum singulorum succincta descriptione et accurata enarratione. Amsterdam 1677. 4.
"Les planches de cet ouvrage (schrijft Niceron) sont les mêmes que celles qui avoient servi en l'ouvrage Flamand de Joachim Oudaan" (Roomsche Mogendheid Amst. 1671 4.) "Les libraires qui les possédaient étant bien aise d'en avoir un nouveau débit, engagérent Oesel à les accompagner d'un commentaire Latin, qu'il tira pour la plus grande partie de l'original Flamand." Dezelfde schrijver oordeelt dus over hem: "Il (Oisel) avait quelque érudition, mais c'était un insigne plagiaire, dont presque tous les ouvrages ne sont qu'une de pouille de ceux des autres, qui souvent il n'à point nommés pour paraitre davantage original."
- Oratio funebris in obitum Jac. Altingii. Groning. 1680 4.
Hij had eene voortreffelijke bibliotheek waarvan in 1687 te Leyden in 2 deelen de catalogus is uitgegeven.
Zie I. Mensinga, Orat. funeb. in obit. nob. ac celeb. viri Jac. Oiselii, Icti. et Polyhist. eximii Jur. nat. et gentlit. Prof. Gron. 1686; Morhof Polyhist. 1, 14, 13, 9; Saxe, Onom. Liter. t. IV, p. 563, Köningii, Bibl. Vet. et Nov. i.v. Crenii Animad v. philol. p. 111, p. 168, IX. p. 218; J.A. Fabricii, Centuria Plagiariorum N. XXXII, p. 40; J.A. Fabricii, Htst. Bibl. p. 1, p. 174. Bibl. Brem. Cl. VIII, p. 880; Muntinghe, Acta Secul. p. 000; Niceron, Mem. T, XIII. p. 385, 389; Chaufepié, Nouveau Dict. Hist. et Crit, T, III. i.v. Baillet, Jugem. T. II. p. 257; Biogr. Univ. i.v. Nouv. Biogr. Univ. i.v.; Haag, la France Protest. i.v. Dict. Hist.; Journal des Savants Fevr. 1715. Gel. Preussen. Th. II. p. 320-338; Jöcher, Adelung en Rotermund; Biblioth. Germ. VII, Cat. Bibl. Bunav. T. I. v. II. p. 1475, 1476; Kobus en de Rivecourt, Gedenkb. d. Gron. Hooges. bl. 42-43.

OESEL (Philippus) neef van den vorige, zoon van Michel Oesel en Esther van Huysteen, werd 7 October 1671 te Dantzig geboren, verloor vroeg zijne ouders, en werd door zijne voogden en zijne schoonmoeder opgevoed. Na de lagere scholen te zijn geboorteplaats doorloopen te hebben, legde hij zich te Bremen op de wijsbegeerte, godgeleerdheid en Hebreeuwsche taal toe. Van daar ging hij naar Groningen, Franeker en Leyden, waar hij groote vorderingen maakte in de godgelerdheid en Bijbelsche critiek. Vooral legde hij zich op de Oostersche talen toe, zoodat zijne tijdgenooten hem op een rij met Buxtorf en Coccejus stelden. In 1697 bezocht hij Engeland, maakte daar kennis met beroemde mannen en onderzocht de zeldzame handschriften die zich in de bibliotheek te Londen, Oxford en Cambridge bevonden. Vervolgens reisde hij door Frankrijk en Duitschland, bezocht zijne bloedverwanten te Dantzig, en keerde vervolgens naar Holland terug (1706), waar hij zich op de geneeskunde toelegde. In 1709 werd hij te Franeker doctor in de geneeskunde, na het verdedigen eener Dissertatio inauguralis de lepra cutis Hebraeorum. Franeq. 1709 4. Te Leyden wedergekeerd, werd hij er in 1711 predikant bij de Hoogduitsche gemeente tot 1717 toen hij te Frankfort aan den Oder, waar men hem reeds in 1706 tot predikant begeerd had, tot hoogleeraar in de Godgeleerdheid en tevens tot predikant werd beroepen. Omtrent twee jaren later huwde hij Anna Christina Ring, doch die vereeniging duurde niet lang. Hij stierf 12 April 1724, zonder kinderen na te laten. Dietr. Sigfr. Claessen hield eene lijkrede op hem, en Nicolaas Westermannus schreef een Elogium Philippi Ouselii Theologi Francofurtani propter Oderam, geplaatst in de Bibl. Bremensis cl. VII p. 877 seqq.
Hij schreef, behalve de genoemde Dissertatie, ook in Schillingii Comment. de leprâ L.B. 1778 8: p. 4-68.
- De Accentuatione Hebraeorum metrica tractatus. Lugd. Bal. 1714.
- De Accentuatione Hebraeorum prosaica. Lugd. Bat. 1715. 4.
Welligt in het eerstgemelde werk hetzelfde met Introductio in accentuationem Hebraeorum metricam L.B. 1714 4o. door Chaufepié vermeld, in welks voorrede hij beweerde dat de punten en accenten zoo oud als de H.S. zijn, een gevoelen ook door Buxtorf en Coccejus omhelsd, maar door Cappellus verworpen.
- De auctore Decalogi, diss. duae, Francof. ad V. 1717, 1718 4o.
- De decalogo soli Israëli dato diss. tres. Francof. 1719.
- De naturâ decalogi diss. duae. Ibid. 1723 4.
- De nominibus decalogi Francof. 1717 8.
- De denario regni coelorum s. Parabola Matth. XX. 1-16. diss. duae; Francof. 1720, 1723.
- Encomium taciturnitatis; Vituperium loquacitatis, in ms. in het Britsch Museum. p. 893, 499. In Bibl. Brem. t.a.p. vindt men een Lat. brief van Fr. Burmannus en Hadrianus Relandus aan Oeselius en in Tom i. Thesauri epistolici Lacrosiani een brief van hem aan Lacroze.
Zie, behalve de Orat. Funeb. van Claessen en het Elogium van Westermannus, Bibl. Germ. Tom. XII Art. IX, p. 138, 140. Chaufepié, Dict. Hist. et crit. i.v.; Haag, la France Prot. i.v.; Biogr. Univ. i.v. Biogr. Hist. i.v. Nouv. Biogr. Univ. i.v.; Prideaux Hist. des Juifs. T. II. p. 164-194. Journal des Scav. Fevr, 1715, p. 215; Jöcher, Adelung, Rotermund, Hinsching, Hist, Lit. Handb. berühmter und denkwürd. Personen. T, VI. L. 220.

In het Gedenkboek der Hoogeschool te Groningen, ter gelegenheid van haar vijfde halve eeuwfeest, op last van den Akademischen Senaat, uitg. door W.J.A. Jonckbloet, Groningen 1864, schreef Willem Boele Sophius Boeles over Jacobus Oizelius in "Levensschetsen der Groninger hoogleeraren".


Toen de Duitser Zacharias Conrad von Uffenbach op 24 april 1710 de universiteitsbibliotheek van Franeker bezocht (merkwürdige Reisen II, 1753, p.308), verzekerde de bibliothecaris hem dat de Staten van Friesland de hele bibliotheek van Jacobus Oiselius hadden willen kopen en er nog maar 1000 gulden verschil was met de wensen van de erven. Sedert 1703 was Johann Leopold Coler uit Dessau (Anholt) bibliothecaris. Coler had zich in het vierde kwartaal van 1695 aan de universiteit laten inschrijven. In hetzelfde jaar promoveerde Philip Oiselius, oomzegger van Jacobus, uit Dantzig te Franeker bij prof. Rhenferd op een dissertatio philologica; in 1709 werd hij dr. med.; hij was als student ingeschreven op 12 december 1694 (ASF 9390 "Orsechius"). In de aanhef tot de lijkrede, die prof. Johannes Mensinga in het koor van de academiekerk op 20 augustus 1686 hield, werd niet deze neef van Jacobus Oizelius na de rector magnificus, de curatoren en de professoren genoemd, maar de "Spectatissime defuncti ex sorore nepos"; ook de predikanten werder aangesproken alsmede de geleerden met doctorstitel en de aanwezige burgers en kamerverhuurders!
Volgens de index van G. Nauta op de resoluties van Gedeputeerde Staten van Friesland (Tresoar Nadere toegang 5.09: Academie) is de Here Schepper gecommitteert om in een auctie te Groningen enige boecken ten dienste van de bibliotheecq te kopen. Den 28. April 1688. Dat moet wel de veiling Oiselius geweest zijn, die vanaf 1 mei werd gehouden. In de Oprechte Haerlemsche courant van 1687 was de veiling aangekondigd.

Van de "Libri theologi" in folio zijn waarschijnlijk de nummers 2 en 29 door Gedeputeerde Staten van Friesland, in de persoon van Isaac de Schepper, aangekocht en aan de universiteitsbibliotheek van Franeker geschonken.
♦ 2. Biblia polyglotta. 6 vol. Londini 1657. 122 gulden. Tresoar 65 Gdg fol.
♦ 29. Novum J.C. Testam[entum] ms. in pergameno. Slechts 6 gulden! Tresoar 681 Hs: geschreven en verlucht in het St. Gregoriushuis te Zwolle, gedateerd 1 april 1452. - De Homerus-incunabel uit 1488 (nr. 40 van de "Rhetores, Oratores, Epistolographi & Poëtae" in folio op blz. 265 van de veilingcatalogus is door de academiebibliotheek Groningen voor 5 gulden verworven: deze werd aldaar "in scrinio" bewaard.
Van nummer 1, Biblia Regia polyglotta, 10 vol., apud Ant. Vitré, Lutet. Paris. 1645, bedroeg de koopprijs 158 of 87 gulden, er zijn blijkens de handschriftelijk aangetekende prijzen namelijk 2 exemplaren geveild.
De catalogus van de Franeker academiebibliotheek uit het eind van de zeventiende eeuw vermeldt diverse schenkingen van Gedeputeerde Staten; vgl. L.S. Wierda, Armamentarium totius sapientiae - Een arsenaal van alle wetenschap. De Franeker academiebibliotheek in de zeventiende eeuw, Leeuwarden 2005, o.a. p. 91 resp. 93, noten 1, 2 en 13.
De Parijse bijbel wordt door Wierda vermeld als niet aanwezig in Tresoar, waarin de erfgenaam van "Franeker", de in 1852 gestichte Provinciale Bibliotheek van Friesland te Leeuwarden, in 2002 is opgegaan. Op 8 april 2015 ontdekte ik dat de tien delen wel degelijk aanwezig zijn, maar niet vermeld in de online publiekscatalogus! De signatuur luidt 64 Gdg fol. De catalogiseerafdeling is getipt om de titelbeschrijving z.s.m. op te nemen, met succes. Een gedrukte schenkingsoorkonde vóór het titelblad van deel I bewijst dat de tien delen al in 1661 door Gedeputeerde Staten geschonken waren. Daar hoefde Franeker in 1688 tijdens de veiling Oiselius dus niet op te bieden.
Alleen al de theologie-folianten op blz. 1 t/m 14 (299 nummers) van de Bibliotheca Oizeliana hebben 2857 gulden en 4 stuiver opgebracht. Dankzij heel wat optelwerk door John de Jong kunnen de totaalopbrengst en subtotalen van wetenschapsgebieden en formaten opgegeven worden.

afdelingblz.nrs.opbrengst
in guldens
Pars prior
Theologici in Folio
1 t/m 141 t/m 2992857,20
Theologici in Quarto14 t/m 601 t/m 6931017,65
Theologici in Octavo60 t/m 1141 t/m 884505,85
Theologici in Duodecimo115 t/m 1271 t/m 288106,65
Juridici in Folio128 t/m 1451 t/m 3771283,10
Juridici & Politici in Quarto145 t/m 1841 t/m 725649,75
Juridici & Politici in Octavo184 t/m 2141 t/m 545275,75
Juridici & Politici in Duodecimo215 t/m 2301 t/m 284110,40
Medici in Folio230 t/m 2361 t/m 230389,20
Medici in Quarto237 t/m 2461 t/m 1701324,10
Medici in Octavo246 t/m 2621 t/m 29190,40
Medici in Duodecimo & minori forma262 t/m 2681 t/m 11866,45
Pars posterior
Mathematici & Philosophici in Folio
1 t/m 151 t/m 250665,30
Mathematici & Philosophici in Quarto15 t/m 511 t/m 570593,75
Mathematici & Philosophici in Octavo51 t/m 771 t/m 4901711,05
Mathematici & Philosophici in Duodecimo78 t/m 851 t/m 1517,50
Historici in Folio86 t/m 1171 t/m 5993813,90
Historici in Quarto117 t/m 1741 t/m 9791715,25
Historici in Octavo174 t/m 2291 t/m 10301081,40
Historici in Duodecimo & minori forma229 t/m 2611 t/m 661478,35
Rhetores, Oratores, Epistolographi, Poëtae & Critici in Folio262 t/m 2701 t/m 1521179,90
Rhetores, Oratores, Epistolographi, Poëtae & Critici in Quarto270 t/m 2941 t/m 401671,85
Rhetores, Oratores, Epistolographi, Poëtae & Critici in Octavo295 t/m 3501 t/m 992731,25
Rhetores, Oratores, Epistolographi, Poëtae & Critici in Duodecimo & minori forma350 t/m 3661 t/m 384184,25
Libri omissi in Folio/Quarto3661 res. 1 t/m 410,85
Libri incompacti in Folio367 t/m 3681 t/m 26110,05
Libri incompacti in Quarto368 t/m 3711 t/m 6831,20
Libri incompacti in Octavo371 t/m 3721 t/m 186,95
Libri incompacti in Duodecimo3731 t/m 218,20
Globi & Spaerae3741 t/m 986,30
Telescopia, tubi et vitra diversorum generum, &c.374 t/m 3761 t/m 43141,20
totaalopbrengst boeken 21777,50
aantal titels 11701
gemiddelde prijs 1,86
Een groot vierkant pulpitum of studeerstoel en -tafel, in het midden uytgeholt om daerin te sitten
Een groote menichte eycken boeckenkasten van verscheide groote, geteyckent met N. 1, 2, 3 &c.
Twee vuyren boeckenkasten geteyckent A, B.
FINIS
376

Voor 506 gulden en 10 stuivers zijn door Gedeputeerde Staten in 1688 boeken gekocht t.b.v. de Franeker academiebibliotheek. Bron: Tresoar, toegang 5 (arch. gewestelijke bestuursinstellingen van Friesland 1580-1795, Betalingsordonnanties op de ontvanger-generaal der consumptiën 1646-1781, inv.nr. 2682: 1685-1692.
18en Julij [1688]
Ds. J. Marck S.S. Theol. Professor tot Groningen tot betalinge van enige ingecochte boecken tot dienst van 's Lands Accademie tot Franequer volgens notule, op ordre van w. de heere Isaac de Schepper in leven mede Gedep.de van Staet als daertoe bij dese Tafel versocht ende gecommitteert sijnde, gedaen 490-.-.

[in de marge:] N.B. dese ord.tie is aan stucken gescheurt ende een nieuwe weder geschreven den 10en Aug[ust]i 1688, ter so[mm]a van 506 lb. 10 st.
Gedeputeerde Isaac de Schepper had professor Johannes Marck (1655-1731) te Groningen, die eerder (1676-1682) hoogleraar theologie geweest was te Franeker, gevraagd te bieden op een aantal boeken in wat wel de veiling Oiselius geweest moet zijn.
Izaak Sibrands de Schepper, oud-secretaris der Saten van Friesland, overleed 9 mei 1688 op 48-jarige leeftijd te Oudega in Smallingerland; volgens stamboom Jellema (internet) - (begraven) te Buitenpost volgens Grafschriften tuusen Flie en Lauwers I. In Frankrijk had hij zijn doctorsbul in de rechten behaald; vgl. Album collegii studiosorum ex gymnasio Leovardiensi (1626-1668), Franeker 1985, blz. 176/177 en ASF nr. 6099, 29.10.1659 philosophiae et iuris studiosus. Hij was bevriend met Simon Abbes Gabbema, op wie hij een gedicht had geschreven in diens tweede uitgave (1681) van de Rijmelarij van Gysbert Japix. Ook in het Latijn heeft hij gedicht.
Wellicht heeft de Schepper direct na het verschijnen van de veilingcatalogus in 1687 met de erven onderhandeld over de aankoop van de gehele bibliotheek van Oiselius. Het feit dat het bod 1000 gulden te laag werd bevonden, lijkt erop te duiden dat Gedeputeerde Staten 10.000 gulden hadden willen betalen. De uiteindelijke opbrengst van de veiling was meer dan tweemaal zo hoog.
Welke boeken behalve de veeltalige bijbel in zes delen (Londen 1657) en het perkamenthandschrift van het Nieuwe Testament gekocht zijn, is niet bekend. De (brief met de) declaratie van prof. J. Marck zou daarover uitsluitsel kunnen geven, als die bewaard is gebleven.
In het archief van de familie van Beyma thoe Kingma (Tresoar toegang 319 inv.nr. 681) bevindt zich een afschrift van het testament van Isaac de Schepper: G'extraheert uyt het vijffde fideicommissaire registratie-boeck berustende in de Griffie s'Hoffs van Frieslant fol. 265 verso (Toegang 14 inv.nr. 16781).
Op huyden den 20en Octob. 1688 exhibeerde Dr. Joannes Mejontsma sekeren principale Testament met versoeck dat t'selve alhier en fideicommissaire registratie-boeck mochte worden geregistreert luydende soo volcht.
In den naeme Godes Amen. Alsoo daer niet seeckerder is als de doot, ende niet onsekerder als de tijt ende uyre van dien, ist dat ick Isaac de Schepper, grieteman over Achtcarspelen, cranck te bedde leggende, doch mijn verstant ende zinnen volcomen machtich zijnde, van deser werelt niet te willen scheiden sonder te maeken desen mijne Testament, uyterste ende laeste wille ... instituere voorts tot mijn enichste erffgename van alle mijne nae te latene geene exmpte soo roerende als onroerende goederen Pyter de Schepper, mijn soon bij w. vrou Sibbella van Mejontsma in echte getogen, exempt nochtans all t'gene aen mijn w. huysvrouwen vrou Sibbella van Mejontsma haer lijff heeft behoort, bij haer overlijden ende t'welcke sij selffs bij monde aen haer vier susters heeft besproken ende sij t'selve volgens dien uit de boedel sullen hebben te trecken.
Doch soo mijn vs. soon Pyter de Schepper sonder wettelijcke lijffs erffgenamen mochte komen te overlijden, soo bespreke ick alle onroerlijcke goederen die mij van mijn ouders kant aengekomen zijn, aen alle mijne nichten ende neeven van vaderlijcke ende moederlijcke kant in egale portien ofte delen, gelijck ick mede mijn vs. nichten ende neeven alsdan bespreke twee parten van de obligatien, gelden sampt andere crediten, uytgesondert dat ick aen mijn neeff Sibrant de Schepper ter oirsaeke van de naem van de familie legatere sekere plaets tot Roordahusum bij mij van Kempo Merx Journa gekoft, gelijck ik maeke ende bespreke aen mijn vrouwen susters ende broeder alle de landen ende vasticheden die mijn voorengenoemde w. huisvrouwen zaliger zijn aengeerft van haer ouders ofte diegene die haer bij scheidinge zijn te dele gevallen. Daerbij zullen zij mede hebben de een dardepart van de obligatien, gelden sampt andere crediten uytgesondert dat ick aen de caputain Gerardus Mejontsma bespreke de twee plaetsen tot Lutkepost ter oirsaeke van de familie ende desselffs oudtste wettelijcke mannelijcke descendenten ende bij afflijvicheit van de oudtste de navolgende, gelijck ick mede van nu aff mede bespreke aen mijn vs. vier vrouwen susters het vruchtgebruick van mijn bewoonde huysinge, schuyre, hovinge, bomen ende plantagie sampt bloemen ende vreemde boomties tot Buytenpost staende ende gelegen, ter tijt ende soo lange Pyter de Schepper mijn zoon
[gedoopt Buitenpost 16 okt. 1681, overleden 1690] de ouderdom van twintich jaren sall hebben vervult, wel verstaende nochtans soo daer yemant van mijn vs. vier susters quame te trouwen, dat de drie sal vrijstaen vs. huysinge, hovinge, bloemtuyn cum annexis alleene te gebruicken, doch soo yemant van de drie overige troude, alsdan sal het vruchtgebruyck egael zijn, sall haer oock vrij staen geduyrende vs. tijt haer broeder de caputain Gerrardus Mejontzma bij haer te nemen woonen, doch mijn vs. vier susters zullen vs. huysinge, schuire, hovinge sampt bloemthuin cum annexis behoorlijck onderhouden ende mede daeraff d'ordinaris s'Lands lasten te hoeden.
Ende wat de vordere bij mij ende mijn w. huysvrouwen aengekofte landen in Achtcarspelen gelegen belangt, die zullen egalijck bij mijn vrouwen susters ende broeder werden gedeilt, exempt dat ick aen de heren curatoren Hans Wilhelm van Plettenburch, lieutenant collonel, ende Dr. Joannes Mejontzma die ick van beide kanten tot curatoren over mijn Pytter de Schepper nominere ende aenstelle, yder ter saeke haerer curatele legatere ende bespreke acht pondemate landts op het uytlandt onder de clockslach van Buitenpost gelegen ende bij mij van Geert Hilles erffgenamen alle gekoft.
Bespreke voorts alle de landen ende vasticheden buyten de grietenie van Achtcarspelen ende in Frieslant gelegen, aen mijn voren gemelte nichten ende neeven van vaders ende moeders kant, met eernstige recommandatie aen vs. curatores goede sorge voor mijn zoon Pyter de Schepper te dragen ende sonder aensien van personen deselve mijn soon bij soodanige eerlijcke ende gequalificeerde personen te bestellen omme in de vrese Gods in goede leringen, zeden ende manieren hoe langh soo meerder opgetrocken te worden, ende naedemaels het accoort met Susanna Schuiringa gemaekt voor het grootste gedeelte is afbetaelt, doch haer soon Sibrant seer vlijtich ende op een extraordinaire wijse leert ende dat het schade soude wesen dat hij Sibrant van de studie soude werden genomen, soo sal haer gesterckt met haer tegenwoordige man publ[yck] werden g'insinueert en affgevraecht ofte sij het kint in de studie wil onderhouden, mits treckende t'gene bij de twee eensluydende acten en brieven daeraff zijnde sampt marginale betalingen ende nader q[uitan]tien van cost, cledinge, copen van boecken bevonden sal worden haer wettel. te competeren (die bij haer niet konen ontkent worden als hebbende sij haer kint selffs in persoon ten huyse van Sara ende Rebecca de Grauw in de cost besteedet, ofte anders soo worden de vs. curatoren van mij testator gelast om haer te praesenteren het vs. kint in de studien te continueren totdat hetselve twintich jaren oudt zall zijn, ende hem in cost ende cledinge te onderhouden, amployerende daertoe jaerlijx hondert Cargls. ofte soo veel min ofte meerder als zij curatoren ex equo et bono nae graden van zijn goede ofte slechte progressen van studie verstaen sullen te behoren, mits wesende alsdan van de betalinge vant restant van vs. acte gevrijt ende verlost.
Voorts legatere ick ende bespreke aen de arme stât van Buytenpost hondert ducatons ende aen mijn vs. vrouwen vier susters yder vijff hondert Cargls. Aacke, Sara ende Rebecca Grauw elx hondert Cargls., Hendrick, Hillebrant ende Trijntie mijn knechten ende dienstmaecht yder hondert Cargls. Den dienstmaecht Gertie vijftich, Uble Gerbens adsistent dartich ende Sibrant Jacobs de jonge twintich Cargls. Ende daer te boven zullen zij dienstboden ende Uble Gerbens elx een behoorlijcke rouw habijt hebben alsmede Mr. Eelcke Willems chirurgijn die sal mede met een behoorl. rouwhabijt versien worden. Alle hetgene vs. ick testator verclare te wesen mijnen uyttersten ende laesten wille ...
In kennisse der waerheit hebbe ick testator desen naedat mij hetselve van woorde tot woorde van den onderges. secretaris was vorengelesen ende t'inhout deses bij mij volcomentl. verstanden desen met mijn hantschrijvinge bevestiget ende op een tijt tot mijnen huyse ende in een context sonder ondercominge van eenige andere saeken bijeen doen comen naegenoemde getuigen ende mannen van goeden naeme ende alle inwoonders van Buytenpost als Sixtus van Amama, Bote Ruirds backer, Baucke Jelckes coopman, Tiebbe Ridmers, Dirck Sibrants Adema, Jan Jansen glasemaecker ende denselven alle versocht om desen mede te bevestigen benevens den secretaris Baij. Welcke vs. getuigen maer allene het begin ende einde is voren gelesen naedat haer getuigen van de testator verclaringe was gedaen niets tot hun nadeel daerinne ges[chreven] te zijn. Actum den 18en Maij 1688.
Was ondertekent J. de Schepper, Bote Ruirds, S. van Amama, Baucke Jelckes, Tiebbe Redmers, Dirck Sibrens Adema, Jan Jansen ende Nicolaus Baij. Lager stonde Gecollationeert tegens het principale testament vertekent als boven is desen daermede bevonden te accorderen. In kennisse van mij desen 20en Octob. 1688. Onder stonde Ter ord[onnan]tie van den Hove ende was getekent H.W. Vitringa met halen.
Gecollationeert tegens den auth. copia testamente met de principale acte van collatie daeronder staende verteeckent als boven, is desen daermede bevonden te accorderen. In kennisse van mij desen 1en Xbris 1690.
Ter odonn. van den Hove
H.W. Vitringa
1690
[in de marge:] Franco.
voor de heere M. van Scheltinga

De overlijdensdatum van Isaac de Schepper, Buitenpost 9 mei 1688 (Grafschriften tussen Flie en Lauwers I, Achtkarspelen, Leeuwarden 1950, blz. 47 Surhuisterveen), valt niet te rijmen met de datum van het testament, [vrijdag] 18 mei 1688 (zowel in het afschrift hierboven als in het archief van het Hof van Friesland).

>> begin