>> HOMEpage

Bouricius, Huygens, Heinsius en Boner

Internetuitgave: M.H.H. Engels, april 2015


Ik zend u hierbij een gedicht, de Amores, van een dichter en historieschrijver [Pierius Winsemius], want ik weet dat gij van Latijnse gedichten houdt en ze voortreffelijk kunt beoordelen. Ik ben er u zeer dankbaar voor, dat gij, toen ik wegens een politieke zaak de Prins moest spreken, gedachtig aan onze vriendschap aan de Academie gesloten, mij zo vriendelijk hebt voortgeholpen. Dat schreef Hector Bouricius op 9 maart 1632 vanuit Leeuwarden aan Constantijn Huygens in Den Haag. Bouricius komt niet voor in het Leidse album studiosorum. Constantijn Huygens uit den Haag is 20 mei 1616 op 20-jarige leeftijd aan de universiteit ingeschreven als rechtenstudent; augustus 1617 verliet hij de academie.
Mogelijk heeft Bouricius niet als student maar als afgestudeerde - hij was sedert 1612 advocaat bij het Hof van Friesland - de universiteit van Leiden bezocht. Kennismaken met diverse geleerden kan een motief geweest zijn. Ook aan begeleiding van een student uit Friesland valt te denken. Everardus Boner, neef van Johannes Saeckma's vrouw Hylck Boner, is als twintigjarige student in de medicijnen ingeschreven op 26 mei 1616, zes dagen na Constantijn Huygens. Op 4 mei 1616, twee weken voor de inschrijving van Huygens, komt in het Leidse matrikel voor: Gysbertus ab Aernsma Frisius Leuwardiensis, 19, L. Bouricius zou mede i.v.m. deze beschermeling van Saeckma naar Leiden gereisd kunnen zijn.
Er waren begin zeventiende eeuw twee Evert Boner in Leeuwarden. Het waren neven; hun vaders waren de broers Albert en Eco. Evert, zoon van burgemeester Albert Boner, begon 17 november 1601 zijn studie in de rechten te Franeker, promoveerde 2 oktober 1609 te Bazel en overleed 1639 te Leeuwarden als raadsheer in het Hof van Friesland.


Een zeldzame illustratie van het examen ter verkrijging van de doctorshoed in de rechten
op de achtergrond de aula van de universiteit
ed. Amsterdam, Boom, 1669.

Evert Ekes Boner trouwde in 1622 met Hiske Jurjens, dochter van burgemeester Jurrien Henrix; ondertrouw 25-5, bevestiging 14-6; aestimatieboek z14 (nieuw 3471) 1622/10/04, 212r-217v.
Inventarisatie ... van de naeges. goederen, silverwerck ende juwelen naegelaten bij wijlen Hiske Jurrien Henrix dr. in levene echte huysfre. van Evert Boner haer ten huwelijcke met belooft ende gegeven ende in des zelves Hiskes sterffhuys in de huysinge van d'burgemr. Jurrien Henrix haer vaeder bevonden, door versoecke van d'burgemr. Jurrien Henrixzn. vs. als bestevader over zijn vs. dochters naegelatene kindt ter eenre, ende meer van Evert Boner als vader ende wettige voorstander vant zelve zijne kindt bij w. Hiske Jurriens zijn vs. overledene huysfre. in echte getogen ter andere zijden, geadsisteert met Claske Eco Boners weduwe zijn moeder ... de juwelen bij twee geëdigde uutdraechsters als Aucke Pibes ende Aeltie Karstes, ende d'juwelen bij een mr. goldtsmidt gewaerdeert ... huyden desen 4en Octobris 1622 ... [216r] Silverwerck gewaerdeert bij mr. Harmen Bruynsvelt goldtsmidt ... [216v] Juwelen ende golden ende silveren penningen ... [217v] Evert Boner ... bekent bij desen ontfangen ende nae hem genomen te hebben uyt die huysinge van d'burgemr. Jurrien Henrix ... desen 5en 8bris 1622 ... [handtekeningen:] Evert Eeckes Boner, Claeske Douwes, ...
Evert Eco's Boner hertrouwde 1625 met Sydske Doedes, afkomstig van Grouw; ondertrouw 15-10, bevestiging 26-10; als beroep gaf hij toen aan vaandrig. Volgens het lidmatenboek van de hervormde gemeente te Leeuwarden had hij op 6 mei 1624 belijdenis gedaan.
Uit akte gg020-271, datum 1625-07-16, in een van de Leeuwarder hypotheekboeken, blijkt het beroep van de burgervaandrig Boner - apotheker - en de herkomst van de familie uit Franeker: Bruijn Gijsbertsz, burger en coopman binnen Harlingen. 1625 Aprilis 1. Een coopbrieff geregistreerd tersaecke het door bovenstaand persoon copen en in eigendom overnemen van de gerechte seste part van Groot Arckensstate, zate en landen met huijsinge en hovinge, sampt verdere annexen daarop staende groot in 't geheel ontrent negentich pondematen, gelegen onder de clockslach van Franeker bij Pieter Rintiesz en Douwe Jellesz, als meijer gebruijct van Evert Eckes Boner, burgerfendrich en apothequer, binnen Leuwarden, voor de somma van 126,- goudguldens per pondemaat. In het Franeker hypotheekboek van 1623-1625 komt deze Evert Boner ook voor: Evert Boner fendrich binnen Leuwarden ... schuldich ende ten achteren ... aen Bruin Gysberts zn. rentemr. tot Harlinghen ende Hillegondt du Gardijn echteluyden ... eenduysent tweehondert Car. glns. van XX st. 't stuck ... met behoorl. interessen nae ad[v]enant zeven ten hondert ... te restitueren ende te betalen over een jaer a dato deeses ... hypotheecq ... sate landts mette huysinghe cum annexis ... tot Arckens bij Peter Rinckes als meijer bewoont ... den 22en Maij 1624 ... Accordeert metten principale deses ... huyden den zeevenden Junij 1624 ... KEMP. Jacobi 1624 Duinterp..

Van 17 april 1628 tot en met 5 mei van dat jaar nam Bouricius als buitengewoon afgevaardigde (met Saeckma) uit Friesland deel aan vergaderingen van de Staten Generaal. In die periode zal het gesprek plaatsgevonden hebben met Frederik Hendrik van Oranje, van wie Huygens sedert 1625 secretaris was.
Cornelius van der Mijle, zwager van Heinsius, en Hugo Grotius bevalen op 10 augustus 1617 in een brief uit Den Haag aan Daniel Heinsius te Leiden Foppe van Aitzema aan als resident voor de Hanzesteden. Aitzema had als gewezen kanselier van wijlen de vorst van Brunswijk belang bij de functie. Hij is door de Staten Generaal op 2 augustus aangenomen. In deel II van de "Sylloges epistolarum a viribus illustribus scriptarum" wordt zijn naam op blz. 439 verkeerd gespeld: Poppium ab Aysema. Met Hugo de Groot had Bouricius in 1615 gecorrespondeerd; UB Leiden PAP2. Aan Heinsius, die in Leiden als een tweede Scaliger werd beschouwd, heeft Bouricius herhaaldelijk geschreven; vgl. Brieven en gedichten van Hector Bouricius in archief 'van Sminia'. Citaat uit een ongedateerde brief: Cum superioribus diebus urbe vestra iter facerem, sinistra sors mihi praesentiam tuam invidit, quam quidem ego excursus ab Haga isthuc precium feceram, nam cum a longo tempore sublimes animi tui dotes suspexerim, tum nihil mihi potuisset accidisse gratius, quam ipsum Heynsium audisse disserentem ad Lucem Historiarum, quarum studio paene incredibili accendor. Vanuit Den Haag was Bouricius naar Leiden gereisd om Heinsius te ontmoeten: helaas was die toen afwezig. Dat uitstapje zal in de eerder genoemde zittingsperiode april/mei 1628 plaatsgevonden hebben en de brief bijgevolg kort daarna geschreven zijn.

>> begin