>> HOMEpage

Convoyen en licenten 1599

Internetbewerking: M.H.H. Engels, november 2009

Lijste der Convoyen van de goederen ghevoert werdende naer Neuterale Landen, als op Bremen ende Hamburch oostwaert, ende die somme excluys westwaerts, voorts op Engelandt, Schotlandt ende andere coninckrijcken, ende van alle incomende goederen, soo uyt vyanden Landen, Maes, Rhijn, Wael ende Yssel, midtsgaders uyt Neuterale Landen. Innegaende den 1en January 1599, Stilo novo.
In s'Graven-Haghe, by Aelbrecht Heyndricksz. drucker ordinaris der Heeren Staten Generael, Anno 1599
Met privilegie.

titelblad
A2 • amandelen • anijs • alloenen ofte boldavid [= zeildoek] • ambre ofte barnsteen • anijl ofte indigo • almagro ende roode schrijf-aerde • asschen • ammelaken [= tafellaken] • arange appelen / lymoenen • ajuyn • azijn • aluyn • ampdon ofte stijfsel A3 • appelen ofte peeren • appel- ofte cyterdranck • anchioves [= ansjovis] • alpistre ofte canarie-zaet [Frans: alpiste; Spaans: alpista] • azijn van appeldranck • beckens ... ende allerley coperwerck • boter • bier [o.a.] jopenbier • boras • boraten [= geweven stof van verschillende samenstelling] • besanen [= gelooide schapenhuid] ofte rootlossche [= fijn leer, aan de ene zijde rood, aan de andere wit, Spaans leer, corduaan] • bleck [= zilverschoon, loog] • bayen [= (laurier)bessen] • bombasijnen • bresillien ... ende alle andere hout • backelaer [= laurierbes] • bockrael [= uit geitenhaar geweven fijne stof] • ballen • boecken • bedden • bogen-hout [= kromhout] • corck • coper • comijn • castaingien • cattoen • colen [= kool (groente) of steenkool] • caerden • clocken ofte clockspijse • coper potten / metraille • carpetten • cappers • canifas [= grof uit hennep vervaardigd linnen, canvas] A4 • canifas • corenten [= krenten] • couchenille • cassie [= vrucht van de cassieboom] • cajant • carsayen [karsaai = grof gekeperd laken] • cabuys-koolen • cabelen ofte geslagen want [= kabeltouw] • caes • coperdraet • cramerie [= winkelwaar] • coper-root [= vitriool] • calck • coussens • calmijn [= zinkspaat] • caviara • dayen • drogherye ofte apotequerije • douck • fusteynen ende bombazijnen [= sterk weefsel met linnen schering en katoenen inslag] • fermillioenen • fijghen • frysette ofte catoens • garen B1 • garen • greyn in besien [= korrel] ofte in poeyer • gomme arabicq • galnooten • glas(en) • greynen: tarwe, rogge, haver, gerst, mout, boonen, erweten, tonnemeel, geersch, gort oft grutten, tweeback oft biscuyt, boeckweyt, boldre ofte crocksaet • hout B2 • hout • huyden • hayr [= haar] • horens • harinck / bocking / sprot B3 • harpoix oft herst [harpuis = gele hars met lijnolie en vet samengekookt tegen houtworm] • hoppe • hennip • heede ofte torse [= van hennep- of vlasvezels gepluisd touwwerk om naden en voegen tussen planken te breeuwen] • honich ofte zeem [= ongepijnde honing, niet uitgeperst, vanzelf uit de raten gevloeid] • hasenoten • ijzer • leer • lijm • latoen [laton = met stof of papier omwikkeld metaaldraad] • laecken • lakenen, weertsche • lindewaet / lijnwaet • lymoenen [= citroenen] B4 • loot /potloot • lint • lakenen, sijde- / zijde • meecrappe • ma(i)niguette C1 • molestenen • meede • maellerije • mostert zaet • mueblen • netten • oliphants tanden • olye • orchielle • olijven • ossetten • ossen • ockernoten • oudt net gheheten oudt drit [= afgedankt haringwant] • peck / teer • pampier • pennen ende schachten • pastel • pelterie [= bont(voering)] • pluymen • plumagien • pruymen • potten • pannen, huys- ofte deck- / (back)steen ende clinckert • quicksilver • rosijnen • rijs C2 • roet oft talck ende reusel • raep- ende hennip-koucken • schaillien [= schalen of schelpen] • stael • specerie • soffraen [specerij of gele kleurstof, safraan] • spellen [= spelden] • speck • salsaperiglia [sarsaparilla = wortel van de amerikaanse winde, gebruikt als bloedzuiverend en transpiratie bevorderend middel] • sumack • suycker • seep / zeepe • sayen [saai = licht gekeperde wollen stof] • smallekens [= weefsel van geringe breedte] • sat(t)ijnen • sout • salpeter • syrope • saet, ront en plat, lijn- • stramynen • sargien [serge = licht gekeperde stof] • swilligen [= zakken van een grove stof (tweedradig); Fries swilk = vaatdoek] • stamette [= fijn gesponnen wol] • soude ofte massicot [= soldeer / loodglit, loodgeel] • schilderije • schorssen ofte runnen [vgl. Duits: Rinde] C3 • tapisserye ende spaensche goude leeren • tyrenteyen [= half wol, half garen] • termentijn [= terpentijn] • traen • tin • tijcken • trijpen • terras ofte duy[f]steen [= tufsteen] • turff • vellen • was • vlas • wijnsteen • wijn • wolle • wouwe de poise [wouw = kruid uit resedafamilie, plant voor gele kleurstof] • vlocken ofte scheergaer [= wolvlokken] • visch / cabbeliau / lengen / stockvisch / salm / schelvisch / colen / elst C4 • visch / vleeten / schollen / steur / tarbot • woesters [= oesters] • paerden



Lijste der Licenten 1599

titelblad
A2 A3 A4 B1 B2 B3 B4 C1 C2 C3 C4 C5 C6