>> HOMEpage

Biographica Petrus Baardt, ca.1590 - 1644

Internetuitgave: M.H.H. Engels, februari 2015, aangevuld febr. 2020.

Tresoar, archief Nedergerecht Franeker, hypotheekboek inv. nr. 286 (1619-1621)
folio 61v
Doctor Petrus Baerdt ende Dyeuke Beyma echteluyden doen condt ... schuldich te wesen Joanni Dominico Walrick secretario binnen Worcum d'somma van hondert Caroli guldens van twintich stuivers 't stuck ... ter cause ... van ... penningen bij ons t'onser benoegen ontfangen ende voor ons tot voldade van de huyshuyre dien wij aen Rippert Eeuckes zn. ten achter waren
62r
deesen met onse eyghen handtschrijvinghe beyde verteeckent ende ... gebeden ... Jacob Tiaerdts zn. burger binnen Bolswart omme desen mede te bevestighen ...
Actum Bolswart den 18en Augusti 1619
Accordeert metten principale, in kennisse van ons, [Franeker] huyden den XXVIIen Septembris XVIc ende neghentien
Wybe Jacobs zn.
[burgemeester]
K[eimpo] Jacobi Duinterp [notaris]
Is B. eind augustus, begin september 1619 van Bolsward naar Franeker vertrokken?

242v
Petrus Baerda[!] SS. Medicinae Doctor ende Dyuuke van Beyma echteluyden in desse stede wonende doen kundich ... schuldich te sijn den E. Jacob Gysbarts zn. Ens oeconomus der universiteit in Franeker ende Judith Reineri dr. mede echteluyden ... eenhondert twee ende veertich Car. glns. 't stuck doende XX st. ter cause verschotene pen[ningen]
243r
In orconde der waerheit onse handen mit d'zelve van Otto Nicolai not. publ.
Actum Franeker den derden Decembris anno XVIc zeventien
Accordeert metten principale ... den sesten Julii XVIc ende eenentwintich
Andries Doedes anno 1621
K. Jacobi 1621 Duinterp


279r
Petrus Baardt S.S. medicinae Doctor ende Dyucke van Beyma echtel. voor alsnoch residerende binnen Franeker ... bekennen ... schuldich te zijn aen Tyepcke Hendrix zn. laeckenkoper hopman over een faendel burgers der stede vs. ende Ansck Clase dr. echtel. ... vierentachtich Car. glns. ende anderhalve strs. 't stuck der guldens twintich strs. doende ... ter causa van verscheydene wolle laeckenen ... van voorn. Tyepcke ende Ansck gecoft ...
T'oorkunde onse handen ende t'onser bede d'handt Dominci Serapii s'Hoffs vs. notarii ...
Actum Franeker den Xen Decembris anno XVIc ende zeventhien
Accordeert metten principale deses ... den twalefften Novembris 1621
H[ora]tius Doman
K. Jacobi Duinterp


Historisch Centrum Leeuwarden, Klein Consentboek 1631, fol. 91v
Lambertus van Dalen [verkoopt] als volmacht van de erffgen. van Styntie Gerryts [aan] Jurgien van Vierssen muntemr. deser lantschappe ... seeckere huysinge staende achter d'Munte bij Dr. Baert cum sociis bewoont ... [waarbij de koper] in de actuele ledige ende reale possessie [wordt gesteld] ... den 14en Juny 1631. Blijkbaar had dr. Baard of was hem de huur opgezegd.

Ph.H. Breuker over Petrus Baardt in "Út de smidte" van de Fryske Akademy
18 (1984) nr. 1 p. 1619-1621
Bijdrage tot de biografie uit het Fries vertaald door M. Engels
Geboren omstreeks 1590 te Stavoren, opgevoed bij familie te Harlingen (Ned. Leeuw 1930; Alb. Stud. Fran; HCL Leeuwarden 3357 [oud inv. nr. y10], 379). Studeerde theologie en medicijnen te Franeker van 1611 tot 1616-1617 (Alb. st.; Alb. prom.; Tresoar Nedergerecht Franeker 286 [oud inv.nr. RR4], 242, 279). Woonde te Workum (1618, Franeker RR4, 61), als conrector te Bolsward (1619-1621 of langer; Nedergerecht Bolsward 248 [oud inv.nr. CC2], 103; DTB 138, 30 mei 1621), als medicus en wiskundestudent te Franeker (1624 of eerder tot 1625 of later; gemeente-archief Franeker 886, 18 mei 1624; Boeles II 74); te Heerenveen als arts (1626 wellicht tot 1629 of later (De Vrije Fries 1978, 36); te Leeuwarden misschien (1630-1631; Tresoar archief Eysinga-Vegilin van Claerbergen oud inv.nr. 445 [in nieuwe inventaris niet gevonden]: verkoop d.d. 14 juni 1631 van een huis bij de Munt "bij dr. Baardt c.u. voormaels bewoont", volgens mail van Philippus Breuker d.d. 17 febr. 2015 in de Galileester Kerkstraat); te Dokkum ook als arts (1635 of eerder tot 1637 of later; Brouwer, uitg. Baardt Boerepractica 1960) en weer te Leeuwarden van 1639 of eerder tot zijn dood in 1644 of eind 1643 (Brouwer; Út de smidte 1977).
Mogelijk is de dood van zijn schoonvader Wytse van Beyma (Franeker 19 oktober 1623; Grafschriften Franeker) aanleiding geweest om naar Franeker te verhuizen. In 1625 werd hem het beheer van het bezit van zijn vrouw Dieuke ontzegd (Brouwer 6). Toen of later is de scheiding uitgeproken: op 15 febr. 1634 gaven de Staten van Friesland haar tien gulden "tot stuyr van haer soberen staet" (Betalingsordonnanties GS). In 1637 trouwde hij opnieuw, nu met Engel Willems Knijff (Brouwer).
Baardt heeft mede van de pen geleefd, ook al werd hij er niet rijk van. In 1642 gaven de Staten ook hem geld vanwege zijn "sobere staet" (Statenarchief 6918 [oud inv.nr. R 56e]).

Het laatstgenoemde archiefstuk is merendeels niet gefoliëerd/gepagineerd. Het beslaat de periode 1 okt. 1641 tot en met 30 sept. 1644.
[1] 32v
Doctori Baerd betaelt eens XVIII £, noch VI £, item XXIIII £. Ende Mr. Joannes Backemude XVIII £. Voorts Joannes Schoijerus XXIIII £ hun voort offererenvan enige eer ende truyr gedichten van den hooch ende welgeboren furstinne Sophia Hedwich, als andersins bij den Hove geaccordeert.
[2: ca. 50r]
Petro Baerd betaelt achtien car. glns., Ludovico Parent dartich car. guldens, Nicolao Mandewijl twaleff car. glns., deselve noch ses lb., M. Georgio etc. ses car. glns. endeMaximiliano Nicolao a Riederen twee car. glns. thien strs., hen resp. bij den Hove soo voorbeeldhet offerern van Almanacken als andere tractaties, almede tot subsidie van hun sobere staet geaccordeert.
[3: ca. 120r]
Petro Baerd betaelt vier ende twintich lb., Joanni Costero veertich car. glns. Aen Thomas Perkinsius vijff car. glns., Joannes Podensteiner drie car. glns., Cornelio Kinrosio drie car. glns. ende Dri. Nicolao Mandewijl twee lb. thien st., hen respective bij den Hove soo voor het offereren van Almanacken ende andere tractaties, alsmede tot subsidie van hun sobere staet geaccordeert.
De datering van deze drie citaten is onduidelijk. Echter op de keerzijde van het blad volgend op het laatstgenoemde citaat staat:
Den heere griffier Dri. Epaeo Glinstra betaelt [1635] car. glns. [14] st. [8] pennin. er saecke van oncosten op de Cancelrie ... aen turff, holt, segelwas ende andersins gevallen ende gedaen voor het iaer den laesten Septembris 1644 verschenen. Als de in citaat nr. 3 genoemde betalingen ook van september 1644 dateren, zou dat de sterfdatum van Petrus Baard nader bepalen!
Twee betalingsordonnanties van GS zijn voor alsnog termini voor de bepaling van de sterfdatum van Petrus Baard.
Út de smidte 11 (1977) nr. 2 p. 18:
Op 25 november 1643 ontving hij "voort dediceren van de handt Calenders de anno 1644 15-0"; op 30 november 1644 werd "de weduwe van wijlen Doctor Petrus Baart voor de dedicatie van syn Calendren vereert [met] 18-0 [goudgulden]".
Mail van Philippus Breuker d.d. 17 febr. 2015:
- Stukken van Baardts ouders in de Def. Sent.boek O7 [nieuw inv.nr. 3167] van Leeuwarden (f. 19, 43, 174, 230)
- Med. dr. Workum, volle zusterling van Marten Fransz Kyll bij wiens ouders opgevoed (19 dec. 1618, Sent. Hof; Gen 5316 (aantt. R.P. Reddingius), Tresoar)
- 24-8-1611 Petro Sibrandi Baardt studioso in vereeringe van zekere carmina 4-14 (GA Harl 303)
- te Bolsward worden Lichtmis 1622 Jacobus Martini en vrouw lidmaat (DTB 146, Tresoar). Maar ik vraag me af of Baardt in 1621 nog wel conrector was. Jacobus Martinus ondertekent nl. in 1620 (25-1?) een verklaring omtrent zijn gereformeerde geloof naar de besluiten van de Nationale Synode in 1619, die de Classis van de onderwijzenden eist. Het stuk is niet gedateerd, maar wsch. van 1619 (achter in Cla Fra.Bolsw 56, Tresoar). Martinius staat onderaan, 'Petrus Baardt M.Dr. SS Bols Conrector' bovenaan, naast de Bolswarder rector, Henr. Antonides. Ik houd het er daarom op dat hij nog in 1619, maar anders begin 1620 niet meer aan school stond, maar alleen (nog?) medicus was.
- Dr. Baard fo. 168, 4, inschulden; inv. 25-1-1623 Jan Lamrinck (Fran. HH, nieuw 191)
- schoonvader Wytze van Beyma overlijdt 19-10-1623, burgemr. Franeker, 56 jaar; schoonmoeder Fedke Doeckes van Lamminga was 13-5-1611 al overleden (Grafschiften Franeker, afschrift D.J. van der Meer)
- Franeker 20-6-1625 getuige (met handtekening: P. Baerda SSti (?)) bij het maken van het testament van Hiskia van Harinxma, wed. Meinert van Idzaerda (EVC oud 25, nieuw inv.nr. 3315, Tresoar)
- 27-10-1630 Simon Aerts Salm: Dijeucke Beijma, huisvr. PB (Civ. Sent dd., Tresoar)
- Leeuwarden, 20 april 1640, ondertekent voorrede Democratia corporis humani
- 24-12-1640 zaak Baardt: Henrik Gerbens om gedane diensten, vacatien en reisen (146-16) (Def sentbk. dd.; HCL)
- Sybrand Baardt: 1648-49 Salvus Jansz ... mr. Sybrand Baard by overdracht en consent van de Mag. in zyn plaetse gesuccedeert als stadschirurgijn, GA Harl 334, f. 150; 1649-50 stadschir., daarna mr. Jan van Hemert by overdracht en eyntelyck mr. Salvius Jansz by versturven wederom, daarin gesuccedeert door dispensatie van de Magistraat GA Harl 333, f. 150; 13-11-1652 De ontvr. door een Hofs deurwarder in gyselinge betrocken, om redenen ontslagen (Inv. 5i II, 199, Tresoar).
- Broer Jansz, courantier, machtigt Roelof Jansz de Vos, boekverk. te Alkmaar, van gelden te ontvangen als curator van de boedel van Thomas Pieters van Baert, in leven boekverkoper te Alkmaar (M.M. Kleerkoper en W.P. v. Stockum jr., De boekhandel te Amsterdam, 1312: familie?)

Archief nedergerecht Dokkum, proclamatieboek inv.nr. 193 (1632-1645), niet gefoliëeerd/gepagineerd
Liuppe Eeskes ende Syttie Hania [echtelieden kopen een] huysinge [aan de] Coninckstraete ... de straete ten Westen, Dr. Baard als bruycker ten Oosten, Jr. Peyma ten Noorden ende Lieuwe Ittes ten Suyden ... wordende bij de luytenant Hardenbrick cum sociis als huierluyden tegenwoordich bewoont ... van Johan Veltdriel ... voor de summa van drie hondert gouden gul. van 28 strs. 't stuck ... den 29en Januarii 1636.
Baard huurde blijkbaar een huis ten oosten van de Koningstraat: een achterhuis aan die straat of een huis aan de Hoogstraat westzijde.

De Nederlandsche Leeuw 48 (1930)
A.L. Heerma van Voss geeft in kolom 87 resp. 89 onder B Vquinquies resp. VIocties:
Dr. Petrus Sybrandts Baerdt, theol. stud. Franeker ("Staurianus") 24 mei 1611, prom. Med. Dr. Franeker 7 juni 1616, aldaar dec. 1617, medicus te Workum 1618, medicus en conrector te Bolsward 1619, 1620; medicus te Dokkum 1635, 1637; leeft 1671. Hij huwt 1. Dyucke van Beyma, dr. [* 1585] v. Wytze Sjoerds v. Beyma en Fedke Doeckedr. Lamminga, e.l. Franeker 1617, Workum 1618, Bolsward 1619, 1625, Dokkum 1635; 2. Lekkum 30 juli 1637 Engeltie Willemdr. Knijff, van Leeuwarden.
Uit het eerste huwelijk:
1. Sybrandus Petri Baerdt, burger Dokkum 21 dec. 1638, geboortig van Bolsward, chirurgijn te Dokkum 1646, ontv. gener. der Admiralit. 1648, 1657, med. cand. Franeker 29 jan. 1653, prom. Franeker 1659. Hij huwt Dokkum 2 mrt. 1639 Aefke [dochter van Symen Ockes], e.l. Harlingen 1657.
2. Margarieta Petri Baerdt, ged. Leeuwarden 31 juli 1639.
3. Sebastianus Petri Baerdt, ged. Leeuwarden 28 dec. 1641, phil. stud. Franeker ("Harlingiensis") 21 dec. 1660, ruiter i./d. lijfgarde 1687. Hij huwt Aechtie Allertsdr., e.l. Leeuwarden 1687, 1692.
In kolom 86 onder B IVsexties noemt Heerma van Voss als vermoedelijke ouders van Petrus Baerdt: Sybrant Doedes Baerd, [vermeld] te Lwd. 1593, 1594, 1596 en echtgenote N.N.
Volgens het Leeuwarder autorisatieboek van 1637 (Tresoar, Nadere Toegang 13.187) werd het "weeskind" Sibrandus Pieters Baardt op 2 augustus - hij was toen in zijn 19e jaar en chirurgijn, in een rechtszaak gesterkt door zijn vader Dr. Petrus Baardt. Hieruit blijkt het sterfjaar van Baardts eerste vrouw (in of voor 1637) - tenzij in deze rechtzaak de ondersteuning door de vader alleen berustte op de minderjarigheid van de zoon - en het geboortejaar van Baardts oudste zoon (1619). Dat Sybrandus Petri Baerdt al in zijn 19e jaar mr. chirurgijn was is uitzonderlijk. Meestal was men drie jaar leerling, vervolgens werd men knecht en na in totaal 6 jaar mr. chirurgijn; gemiddeld was men dan 25 jaar. Sybrand zal door zijn vader opgeleid zijn.
In het HCL leest men op fol. 12r van het autorisatieboek (inv.nr. 3319, voorheen w2): Sibrandus Baerdt chirurgijn binnen Dockum oldt in sijn 19e iaer, gesterckt met Dre. Petro Baerdt zijn vader, ende voor consent van d'selve reqt. co[ntra] Drem. Focconem Feickens Advocât voor den Hove van Frieslandt gereqde.
T'Gerechte der stadt Leuwarden gehoort het versoeck van de reqt. ende 't consent van den gereqde., heeft denselven geauthoriseert sulx doende mitsdesen tot Curator ad lites ende special. in de saecke dy hij rede ende naderhands sal hebben tegens Hiltie Ailva wede. van Wytse van Beima en insonderheyt van de vs. Juffre. Ailva te vorderen ende ontfangen de cooppen. die sij noch schuldich is van de Landen in groot Wytsma tot Tiommarum sampt die te bekeren daar 't behoren sal. D'welcke omme d'selve curatele wel ende getrouwel. te bedienen ende bewaren den behoorl. eedt aen handen van den praesiderenden Borgemr. Alle van Burum gedaan heeft waermede hem vs. curatele is gedecerneert. Actum den 2en Augusti 1637.

De bron voor het huwelijk van Petrus Baardt te Lekkum 30 juli geeft Heerma van Voss helaas niet. Het kerkelijk huwelijk in de kerk van Lekkum volgde op de attestatie (bewijs van aangifte bij het gerecht) van 29 juli en de daaraan voorafgaande afkondigingen op 2, 9 en 1 juli 1637 in Leeuwarden (HCL: NH trouwboek 1636-1647 dl. 1 p. 102. Letterlijk leest men in HCL B 2.6 Ondertrouw 1631-1638: Den 29 Junij Petrus Baerd Medicinae Doctor tot Doccum ende Engeltie Willem Knijff dr. binnen deser stede zijn de echtsgeboden gegundt. In Dokkum (DTB 172) was de ondertrouw op 1 juli vastgelegd. Dat Petrus Baard voor de kerk mocht hertrouwen, betekende dat zijn eerste vrouw van wie hij gescheiden was, niet meer leefde? Had Baerdt tijdens zijn eerste huwelijk overspel gepleegd?
Vgl. Donald Haks, Huwelijk en gezin in Holland in de 17de en 18de eeuw. - Utrecht 1985, blz. 214: De echtscheiding had een uiterst belangrijk gevolg, het recht van hertrouwen. Voor de onschuldige van het echtpaar was dit een onbetwist beginsel ... voor de schuldige ... alleen een ander huwelijk als de hoop op verzoening was vervlogen. Deze kon blijken uit sterven of hertrouwen van degene die het huwelijk had laten ontbinden. Friesland week niet af; S. Cuperus, Kerkelijk leven der Hervormden in Friesland tijdens de republiek. Tweede deel: De gemeente. - Leeuwarden 1920. Het hoofdstuk 'De kerk en het huwelijk' behandelt op blz. 63vv echtscheiding en hertrouwen.
Pieter Sybrantszn. Baerdt ontving als scholier resp. student van 1610 tot 1614 een "pensie" (studiebeurs). Voor "insolentie"op straat 12/13-11-1615 tegen de nachtwacht, o.a. gooien met stenen en vechten met de degen moest hij zich verantwoorden bij de academierechtbank, tegenover de professoren van de juridische senaat van de Franeker universiteit.

Op de veiling van het boekenbezit van de hoogleraar geneeskunde Augustinus Adama, Franeker maandag 27 mei t/m zaterdag 1 juni 1616 (Archief nedergerecht Franeker, Tresoar toegang 13-13 inventarisnr. 191 fol. 130-175), kocht Petrus Baardt op 27 mei:
135r Foxii Tubingensis scholia 7-5-0 27
135v Herbarium Matili 10-10-0
137r Observationes Forstii in 6 stucken 5-7-8
Van het eerstgenoemde werk is Leonhart Fuchs "scholae Tubingensis medicorum professor" de mede-auteur. Het betreft de Latijnse vertaling door Sebastianus Scrofa uit het Grieks van Galenus' De bono et malo succu ... in margine scholia brevemque de cibo et potu ex Fuchsio assumptam disputationem, Lugduni 1547. Onderwerp zijn goede (en slechte) plantensappen voor medisch gebruik. Het tweede boek is van de Siënese wetenschapper Pietro Andrea Mattioli, die zijn hele leven wijdde aan de bestudering van planten en die in de zestiende eeuw te Praag een onsterfelijk werk publiceerde: het Herbarium. De derde aankoop, Observationum succisivarum libri duo - Witebergae 1609, van Valentin Wilhelm Forster, is een juridisch werk. Deze "overvloedige beschouwingen" genoten vooral onder de Franse rechtsgeleerden grote bewondering. Dit is voor een medicus-mathematicus de meest opmerkelijke van de drie aankopen.
Volgens mail van Philippus Breuker d.d. 17 febr. 2015 kocht B. in 1611 op een veiling 25 nov. en volgende dagen (arch. nedergerecht Franeker inv.nr. 191; oud nr. HH) door prof. Adrianus Metius vier boeken.
93v Urs. in Dialect. Rami XIIII st. [Zacharias Ursinus, Commentarius in P. Rami Dialecticam, Francofurti 1607]
98v Physica Hippii XI st [M. Fabiani Hippii physici in academia Lipsensi professoris ordinarii Problemata physica et logica peripatetica, Witebergae 1611]
110r Physicae disputat. XVII st. [praeses: Henricus de Veno, Franekerae]
Disputat. philosoph. Hypoliti XIIII st. [praeses: Hippolytus Hubmeyer, Jenae]
Volgens 112r (Resten: 2-15-) huurde B. toen een kamer bij [stadswachtmr.] Jacob Pybes; op 114r staat dat de aankopen à 2-15-0 "uyt Dris. Metii auctione" door B. betaald zijn.

G.A. Lindeboom heeft in zijn Dutch Medical Biography (Amsterdam 1984), kolom 52, fouten gemaakt wat betreft Baerdts sterfjaar, de voornaam van zijn eerste vrouw en de naam van zijn tweede vrouw. Hij heeft Heerma van Voss m.u.v. het jaar 1671 niet goed geciteerd.
Volgens De Ned. Leeuw 1930 en het NNBW I leefde Pieter Baardt nog in 1671, toen Ulpianus Lambertus Grijsert een almanak [prognosticatie] "calculeerde" (berekende) "op ordre van den hooghgeleerden dr. Petrus Baardt". Dat wil echter niet zeggen "in opdracht van", maar "naar het voorbeeld van". Het sterfjaar is zoals eerder vermeld 1644.
In de Leeuwarder minuut magistraatsresolutie van 14 dec. 1649 (p. 172) wordt een dr. Baerd, med. dr., aangesteld i.p.v. wijlen dr. Sibrandus Hilarius om "de arme krancken te visiteren"; deze zal "daeraf genieten half salaris gelijck dr. Hilarius genoten heeft". De voornaam is open gelaten! Het gaat hier niet om Petrus Baard maar om dr. Gerhardus Baerdt, medicus geb. van Amsterdam, die op 6 december 1649 burger van Leeuwarden was geworden.
De houtsnede in diverse almanakken van Baerdt toont zijn hoofd tussen de tekens leeuw en kreeft van de dierenriem: viel zijn geboortedag op 22 of 23 juli?
In zijn Friesche Boere-Practica, Leeuwarden, bij Claude Fonteyne, 1640, ondertekent P. Baardt, Med. Dr., zijn voorwoord aan de "Benevolo Lectori ... Leovardiae, è Musaeo meo, ipsis Idibus Aprilis, Anno 1640": te Leeuwarden, vanuit zijn studeerkamer. Hij woonde toen weer te Leeuwarden!

Op 3 februari 2020 gefotografeerd detail van pagina 80 in het zgn. rectorsalbum van de universiteit Franeker (Tresoar toegang 181 inv.nr. 104), inspringend tussen de inschrijvingen van 6 en 10 juni 1616: Die 7º Junij huius anni publicè Dn. Petro Baardt collatus / est summus in Medicina titulus à Cl. Dno. Men. Winsemio.




Uit: Petri Baardt Deugden-spoor; in de on-deughden des werelts aff-gebeeldt: of den regel: wat kennr kan de werelt niet, die door der menschen herte siet? - Leeuwarden 1645
137

Chirurgus.

Off snijd off brandt, Off helpt aen kant.

Och neen, dit Spreeck-woort is niet waer,
Jae, ymmer, 't soo ver van daer,
Dat dese Man geluckich is,
Die, met sijn on-bekeken Pis,
Die, met een half-verrotten Scheen,
Loopt nae een goe Chirurgus heen,
Flucx moetter Vaders Plaester op,
En Af-Vaers Bry moet by de kop,
Wil't dan niet gaen, mijn Vriendt, dit moet
Het Morbum zijn; siet wat ghy doet:
Ick weet een goe gelegentheyt,
Hier achter, by ons oude Meyt,
Die is nu kortelijck ghetrout,
My dunckt wel datse Slapers hout,
Vergeet u hier een Weeck of meer,
Soo crijgdy u Gesontheyt weer;

138

Voorwaer, gy zijt een jonger Heldt,
My deert dat ghy dus zijt gestelt,
Jae wel, gy bent een rijcker Man,
Hoe Pestilency quaem-jer an?
'k Gaff liever noch een Blanckje meer,
En hielde vaerdich mijn geweer:
Wel, segt eens, zydy des gesint?
Soo wil ick sien men yemand vint,
Die u een Kamer maeckt geree,
En u een goed gerack aen dee:
Wat my aengaet, ick, om mijn Kunst,
Heb door het gantsche Lant de Gunst,
Het comt my op geen Boer of thien,
Daer hoeft ghy niet naer om te sien,
Doch, wat gheseyt werdt, segh ick al,
Mijn goede Vriendt, u te geval,
Want u, sonder Decoctien,
Te helpen, ick geen Menschen ken;
Houdt my maer van d'Aptheker vry,
De rest, siet daer, die schenck ick dy:
Mijn Wijf een Schapen-Kees of vier,
Op dat men't dies te eer bestier;
En oft u Volckjen vraghen quam,
Soo dunckt my ben-je t'Amsterdam,

139

En houd-je nae de Cnyr wat bleecks,
Soo seght, ja wel, ick ben wat queecks,
Misschen of my d'Hollantsche Traen,
Niet al te wel wil hangen aen.
En raeckt mijn Oom-Kool dan in't Bed,
Sint-Felten eens, mijn Boer, ick wed,
Du raeckster met geen praten af,
Men soeckt dijn Koren, niet dijn Kaf;
Drinck dan, en sweet so lange-je moocht,
En slijpt, en quijlt , so lang-je droocht;
Jae, ymmer, soo lang dat u huyt,
Soo naukens om Boncken sluyt,
Ghelijck de vellen van een Ael,
Ghetrocken om een houten Pael,
Wech, Meester Leenaert, Meester Geert,
Wech, Kamper-Beudel, met u Sweert,
Die 't Volckjen eerst de Leden reckt,
En alles uyt malckander treckt,
Die raebraeckt, brandt, die snijt, en vilt,
Die kopt, en geesselt, soo ghy wilt,
En dan den armen Gaeu-Dief weer,
Steeckt, ficx en vaerdich, in sijn Kleer,
En jaegt hem stracx ter Poorten uyt,
En meent dat dit wat groots beduyt,

140

Jae, dat u hier om al de Lien,
Behooren vriendtschap aen te bien?
Hierom soudt ghy Schirurgen zijn,
Dat comt oock nimmermeer in mijn;
Hier buyten was nu laest een Weert,
Die had sijn Schouder Disloceert,
En oock gefractureert sijn Been,
Dat 't Ossis stack door't Cutis heen,
Daer waren twee Schirurgen by,
Met elck een Doctor aen haer zy,
Wat holpet doch, al eer ick quam,
Men hulp, noch baet, noch niet vernam,
Eer ick noch had gerestauriert,
En de Solusi visitiert,
So sond ick desen Resipe,
Aen Los-Pots Winckel in de Stee.
't Was Recipe Farijn Fabaar,
Arristolosy, Backalaar,
Bolis Armenis, an een Ongs,
Wat Albis Griek, off Hongde-Strongs,
Croc Martis, Terrum Sigillaet,
Sic parum
: of, so ghy 't verstaet,
Misce: sec. art. & coq. in Oll',
Dum manent tribus partes vol,

141

Post, adde Oleor Myrtin,
Rosarum, & wat Eeck van Wijn;
Fac nunc in Olla
, die wat past,
Et ligas cum een Blaeske vast;
Met dit mijn, deftig Defensijf,
Besloeg ick 't Been, een spaecktet stijff.
En quamer met tot goede Cuyr,
Het beterde van uyr tot uyr,
Alleenich blijft sijn arm wat slap,
Dats niet met al, dat help ick knap;
En 't Been dat staet een weynich scheef,
Wat schaet dat, oftet oock soo bleef?
Ick woud ick eens een Hencker von,
Die my dit werckjen nae doen con,
Ons Konst is van een ander aert,
En oock veel meerder eere waerdt,
Hippocrates is selfs geweest,
Een Surgjus, so men by hem leest;
Galenus, Celsus, en veel aer,
Doen't olim in die tijden waer,
Oft schoon haer Benen zijn int Graf,
Nochtans zijn wyder Spruyten af;
En oft het Gangreneuse Quaet,
ens Eyemant Neus en Oor af-aet,

142

En oft het vlieghend' Aquila,
Eens ruckte schielijck yemandt nae;
En oft het Turbith minerael,
Een Zondaer bracht in't Hemels Zael,
En oftmen eens een Latingh dee,
Die onder 't werck nam yemandt mee;
wat eerlijck Mensche van Verstandt,
Woont hier, oft in een ander Landt.
Wie vond doch soo gheleerden Man,
Die alle Sieckt ghenefen kan?
Men weet wel, die een harden Oest,
Met stompe Beytels kerven moest;
Ghy riept, voorwaer de Man is door,
Soo yemant u dit lach te voor;
Een sware Sieckte scheydt oock niet,
Voor dat men stercke Cruyden biet.

Een extraordinaris betalingsordonnantie van GS uit maart 1645 luidt volgens de transcriptie van Anny Bokkinga: De weduwe van dr. Petrus Baardt ter saecke vant gemaeckte boeck genaemt Deuchden spoor daer van 50 £
Waarschijnlijk gaat het om hetzelfde boek(je) in de door Jeanine Otten, beheerder van het gemeentearchief Harlingen, per mail op 30 april 2020 gemelde vondst in het Oud Archief Harlingen, de Rekeningen van de stadsrentemeester van Harlingen, inv.nr. 328, op folio 40v: 14 april 1645 een uitgave van 18 caroliguldens, betaald aan Dr Petrus Baard "ter sake een vergeldinge van een boeckje ofte enige exemplaren aen de stad vereerd op ordonnantie ende quitantie met no. 134, ende dat ter summa van achtien cargls".
Omdat hij het niet heeft over de weduwe was de Harlinger stadsrentmeester nog niet op de hoogte van het overlijden van dr. Baard najaar 1644. Het betalingstijdstip (april) pleit er niet voor dat het hier om een almanak ging.
Uit de laatste almanak van Baard: Prognosticatie 1645 ... door Petrum Baart, der Medecijnen Doctor ende Mathes. Stud. Deze was gericht tegen prof. Johannes Phocylides Holwarda; vgl. Arjen Dijkstra, Between academics and idiots: a cultural history of mathematics in the Dutch province of Friesland (1600-1700). [Leeuwarden] 2012, 217vv.
Bron: Tresoar, sign. A 3356 (1645), achterin. Het enige bekende exemplaar, dat helaas enigszins is aangetast door wormvraat. De transcriptie van Arjen Dijkstra (p. 349-351) is door mij herzien, waarbij de pagina-indeling van het almanakje is aangehouden.
Nae de aert van onse lieve Voor-Vaderen die Lieff-hebbers zijn gheweest van de Mathematische Consten, ist niet weyniger nut dat wij bij dese onse tijden uyt eenige drollige ende wonderlijcke Hemels-teeckenen mede connen bemercken dat den Hemel op alle sijne dwarskanten ront is. Dat wist den Stuyrman sonder Graed-boog, den Wever sonder Spoel, den Doctor sonder Bo[ecken], den Schrijver sonder reeckene[n], de Smidt sonder kool, de Weerdin sonder krijt, dat dat altesamen [ee]nen groten tut tut is, sey Ael[?] [S]toffels. Maer daer is gesien [in vo]orgaende tijdt bij onse olden [ond]er Meester Lompert Plompe[rt], [de]n Duc de Phoca, Alias op[per] Opperman van alle beroem[de] Opper-luyden, die oyt Kalck, [Steenen] en andere Materialen tot [een m]achtich Gebouw van

Urania hebben aen-gedragen, die hem vermetelijck heeft durven onderstaen, met vuyle Voeten over de steyle Alpes, Pirenêen ende andere vermaerde Hooge Landts-Bergen, ten Hemel op te steygeren ende met eenen den seer konstighen ende noyt genoech gepresen Astromischen[!] Meet-maet van sijn plaets te willen verrucken (hoewel d'eerste voor hem in-accessibel, d'ander onnaemetelijck:) meynende voorts de Werelt aen te wijsen een nieuwe Son, nieuwe Maen, nieuwe Planeten, nieuwe Sterren, nieuwe Quacken, nieuwe Almanacken voor dese bij niemant noyt ervaren, noyt gekent, noyt ge[hoort], noyt gesien. Was dat niet een [ver]smitst Opperman? Maer ach[ter s]ijn opperen blixemde hem Phoebus met sijn schitterige Stralen soo [int] vermetel gesichte dat hij blindelings achterover in een stinckende Modder-Poel tuymelde, daer lach mijn

lieve Oppermantje en spartelde als een kat int kackhuys, doch quam der noch met peryckel uyt, door medelijdich voor-bidden van den ouden Meet-Meester, die nu veel bij Phoebum ende Uraniam vermach, maer al sijn Brieven, Bullen, Boeken en Appendices bleven in den loop, alleen grabbelde hij der noch een bedreckte Almanack uyt, die nu de Bergh-Landen soo door-stinckt, van vuyle Aerde, en verrotte Swaerde, datter de Boeren de Neus voor toe nijpen, vresende puysten en karbunckels door dien vuylen stanck te krijghen. Desen Opper-Geest, sine no[mine], segh ick, heeft vooruyt ko[nnen] sien, dat 't Jaer 1645 een go[ede vr]uchtbare tijdt soude zijn: jae, dat meer is, soo vruchtbaer, dat de [M]eysjes alse wel willen innemen de Pillen van ronda ronda, veel-voudighe Vruchten daervan konnen voort-brenghen, waer aff men nu vertelt een groten of cley-

nen Parabel, datter Homines sine ingenio in Stauria weunen, die durven seggen, dat de Maen driemael groter is als de Werelt, en de Sterren op 't minste so groot als de groote Lanteernen sonder licht, die hier dagelijks bij de straet gaen, dat wist malle Wytse wel, die sey "habben en jaen, de tol is oes, mey Harmens Vrou, sijn flodder-kous": Maer nochtans als men daer wel om denckt dat het Aëra veel cleynder is als de circumvalatie van de rondte, hoe sou dan een Esels Cop groter wesen als den gehelen Esel? dat sou een wonder eten geven. Wat dunckt u van sulcke Maets, die liever disputeren bij alderleye schone Dames? Jae dat's waer, ageerde sinnelijcke Neeltje, om een reys dat se de beloften gedaen, en daarbij dil, dil, dil gespeelt hadde. Wat sullen der nu dan al brave soete schone Vruchten van alderleye Natien voor 't licht comen, terwijlen

Venus nu is regierende, ende de Buyck des Aerdtrijcks open staet, om alderhande schoone lieffelijcke Vruchten uyt en in te brenghen. Daeromme wacht u wel voor soodanige Vruchten, die dan soo heel soet niet en sullen smaecken als den Ooghst voorhanden is, vermitsCeres dit Jaer de Vruchten wil rijpelijck uyt-smijten, van Druyven, van Granen, en van Wijnen die in so grooten overvloedt hier in ons Patriasullen comen, dat Bachus, met alle sijn Bachanten wel dubbelt konnen versadicht werden, waer door allerhande onlusten zijn voortcomende; als voornamentlijck bij de Pleyt-siecke Boeren, wanneer sij haer Granen gerispt hebbende bij een Procureur, Notaris, off Advocaetje haer schurfde Sake comen aen-gheven, die den slechten Boer alsdan het water in eenen houten Clomp soo besien, dat hem (arme Faer) Saterdaechs ter Stat uyt-

gaende, niet een Duyt ontvallen can: dan ist daermede noch niet genoech, maer segghen teghens de onnosele Bloedt, wij sullen veelicht wel haest een goede Sentency crijgen, waertoe ick hebben moet soo veel Payementen; want een Saeke, hoe cleyn of hoe groot deselve mach zijn, wij ontleden en devolveren die in drie of vierderleye instantien, daer staet dan den goeden Hals en kijckt als een Poel-Snip. Dat geeft mij geen wonder, sprack Gerritje Domp-Neus, waer souden sommige Calisenaers van leven? doch de Vroome blijven vroom. Hoort, hoort: al weer wat nieus: Cerberus, Poort-wachter van der Hellen, heeft nieuwlijcks een Request ingegeven aen Vrou-Venus, dat haer Majesteyt doch soude willen gelieven Vulcanum te verbieden, sijn Godtloos smoocken te laten, want de Helle soo vol roocks en smoocks wierde, dat men geen Sij-

ke noch Asem langer en conde halen omtrent Pluto, Lucifer, Cerberus, ende andere Helsche Opper-Geesten, dat oock de Kuypers voor al het smoocken mocht worden verboden, bij verbodt van Neeringhe in der eeuwicheydt, die alleene het Moudt maer oock de Necotiaen soo dubbelt en dwars inslaen, datter stinckende brocken uyt-comen als vingeren; dien stanck was voor den Helschen Coninck Plutoniet langer te lijden. Off dat Iupiter ten minste mochte gelieven,Vulcanum rijckelijck IJser en Koolen te beschicken, opdat hij doch mochte aen 't arbeyden geraken, om daer van te maken alderhande Cuypers gereetschap, op dat hij ende sij gestadich sooveel aen-werks mochten hebben, dat hen tot smoken geen tijd quam over te schieten, zijnde 't Cuypen wel het beste hant-werk, als sij maer aenwerck hebben, andersins worden de Kuypers door le-

dicheyt de grootste Smetse-broers die oyt in de Helle geweest zijn, zijn oock de grootste Staet-makers en Ampt-vergevers van Hemel, Hel, en Werelt, waerover sij doorgaens, veel Vijanden ende Misgunners krijgen; voornamelijck onde[r] 't slecht Volckjen en Onder-Geesten, die qualijck sooveel nagelen hebben om haer eygen Gat mede te schrabben, ende dat al meest omdat de Kuypers de beste Ampten onder haer eyghen Gilde uyt deelen, ende dit slechte achter-oms Volckje niet en connen bijcomen. Maer so haest de ampten vergeven zijn, soo is 't gemeen geroep, gheraes en getier, van dat snode Gespuys, Hie ick oes aed Merrijs Beaelgh, sulck Volckje behoort men met Pis-bomen ofte willigen Rijs te besteecken, opdat men se daeraen mochte bekennen als sij ledich gaen. Doch terwijlen dese groote Meesters van de versmitste Kuy-

perye goede cier maken en haer Vaten met hoepen vast verbinden; staet den Hospes der Helle niet stil noch oock veel meer met hem, maer schrijven en teyckenen de Kaetsen wacker aen, sonder krijt te sparen, die sij't Pondt wel op een Daelder reeckenen, dat haer omtrent een Bottje kost: diende derhalven Vulcanus en al de Kuypers het smoken verboden ende yeder ander aenwerck gegeven te worden om een generale Helsche Commotie te verhoeden. Wat Appointment Cerberus nu op sijn Request van Venus sal becomen, staet te verwachten: hebt van patientie tot aen-comende jaer soo haest ons die ter handt sal worden gestelt, sullen wij niet naelaten u-lieden daeraff den inhoudt mede te deelen. Vernoegt u hiermede ende vaert wel.
FINIS.
Engeltje Baard-Knijff? >>
Vgl. andere identificatie

>> begin